Bleu in blauw

Bevallig, lief, onschuldig, een aantrekkelijke jonge vrouw. Zo moet de kunstschilder uit de dichtbijgelegen stad over haar gedacht hebben. Met mooie woorden en complimentjes overlaadde hij haar, waarop zij verlegen lachte en zich heimelijk gevleid voelde. Thuis en in haar omgeving was er nooit iemand geweest die iets zei over haar uiterlijk. Haar mooie mond, het kleine neusje, de sprekende ogen. De mooie ronde vormen en de blanke huid die ze soms na het baden in de spiegel bekeek, werden gewoonlijk bedekt met een donkerkleurig lijfje en vaak een werkschort als ze mee moest helpen in de boerenhoeve.

Ze was de ruige kunstenaar met een wilde krullenkop tegengekomen toen ze op de markt boodschappen had gedaan. Haar mand was goed gevuld en zwaar om te dragen. De buitengewoon aardige man, met onderzoekende ogen, bood zijn hulp aan. Aandachtig bekeek hij haar, alsof hij al meteen aanvoelde hoe hij met de streken van zijn penselen haar fijne trekken en vormen het beste kon raken.

Zo begon het, met een vleiend praatje. Al gauw probeerde hij haar te overtuigen van zijn spontaan opgekomen plan: haar portretteren, liggend op een romantische bank, met om haar lichaam de mooiste jurk die hij maar kon vinden. Blauw, een prachtige glanzende stof, dat was wat hij voor haar in gedachten had. Haar donkere haren, de blanke huid van haar hals en ook de kleur van haar ogen zouden er mooi mee combineren; ‘ogen als glanzende meren in een duinlandschap aan de golvende oceaan.’ Het waren zijn woorden.

Ze nam een besluit. Dit was haar kans. Zonder iemand iets te vertellen maakte ze een afspraak om de man te ontmoeten in zijn atelier. De blauwe jurk bleek al haar verwachtingen te overtreffen. Wat een goede smaak had die stoere kerel. Hij wist precies wat ze nodig had om te stralen. Haar wereld opende zich. De man maakte haar nieuwsgierig naar het leven. Ze las altijd al graag romantische verhalen in boeken, die prikkelden haar fantasie. Ze zou het beleven.

De schilder had haar nog vele malen geportretteerd. Vaak ook naakt. Elke keer was hij een stapje verder gegaan. Met zijn handen duwde hij haar lichaam bepaald niet vriendelijk in allerlei posities om te zien hoe hij haar vormen die keer wilde vastleggen, steeds dwingender. Hoe ze het jarenlang bij hem in dat donkere rommelige huis had volgehouden, wist ze niet.

Later kwamen er nieuwe meisjes, jong en onwetend nog. Precies zoals zijzelf ook was geweest. Zij werd aan de kant geschoven. In het dorp werd er over haar gepraat; verhalen gingen rond over hoe ze in de ban was geraakt van een kunstenaar die jonge meisjes misbruikte. Op haar familie hoefde ze niet meer te rekenen. Op zekere dag pakte ze een tas in met wat dierbare spullen en trok naar het zuiden, waar niemand haar kende.

Achteraf moest ze toegeven dat hij met het schilderij met de blauwe jurk zijn allerbeste werk had afgeleverd. Ze had gehoord dat het in het Koninklijk Museum voor Schone Kunsten in Antwerpen hing, op een prominente plaats. Bezoekers stonden er, naar verluidt, altijd ademloos naar te kijken, het was het levendigste blauw van de wereld. Blauw in beweging, deining van golven.

Van blauw hield ze nog steeds. De jurk had ze in een opwelling uit het atelier meegenomen, die hoorde immers alleen bij haar. De lap stof die ze nog had overgehouden van de verknipte jurk – want die paste haar inmiddels al lang niet meer – had ze gebruikt om er een omslagdoek van te maken. Die droeg ze na al die jaren nog steeds.


Met name als ze na een lange werkdag – op een zomerse avond -buiten op een eenvoudige stoel plaatsnam met een boek. Dan voelde ze een rilling door haar lichaam trekken. Een frisse windvlaag of …

Ineke