Na een lange fietsdag met veel hobbelige, onverharde wegen, ellenlange omwegen en bandenpech, rijden Henk en ik door het Australische plaatsje Bungonia. Het is pikkedonker en van een camping ontbreekt ieder spoor. De route leidt ons verder over stenige gravel een weinig aanlokkelijk zwart bos in.
In een eenzame bungalow aan de rand van het bos zie we licht branden. Ik bel aan. Een oudere vrouw gekleed in een lang nachtgewaad, met een haarnetje op en pantoffels aan, doet behoedzaam open. Ik leg uit dat we het eng vinden om in het donker verder te rijden. ‘Mogen we misschien onze tent op uw oprit zetten?’ De vrouw kijkt me even aan: ‘Natuurlijk mag dat, maar als jullie willen, kunnen jullie ook binnen slapen, in mijn huiskamer.’
De vermoeiende rit is zo vergeten. We genieten van een warme douche en maken in de keuken wat te eten. Madge heeft intussen de haard aangestoken en voor ieder van ons een drankje neergezet. Ze heeft een duster aangetrokken, zich geïnstalleerd in haar leunstoel en een plaid over haar benen gelegd. Ze zit klaar voor een gezellige avond bij een knapperend vuurtje.
Madge woont alleen, ze is 82. Haar hele leven heeft ze hard gewerkt. Ze heeft veertien kinderen grootgebracht. Verdriet bleef haar niet bespaard. Eén zoontje is als baby overleden en een andere zoon heeft met een geweer een eind aan zijn leven gemaakt. ‘Mijn man is vijftien jaar geleden overleden. Ik ben toen vanuit de stad Sydney naar Bungonia verhuisd om mijn zoon James op zijn boerderij te helpen. Ik wil graag bezig blijven.’ Ze nipt van haar sinas en vertelt: ‘Hier in Bungonia wonen maar een paar honderd mensen, er is niks te beleven. Eens in de twee weken rijdt er een bus naar Goulburn, een stadje verderop. Dat is mijn vaste verzetje. Ik maak er een praatje en doe wat inkopen.’ Ze wijst naar een vitrinekast waarin enkele tientallen zilveren theelepeltjes liggen te blinken. ‘Ik kan echt genieten van die verzameling. Uren kan ik naar die lepeltjes kijken. Af en toe poets ik ze, zodat ze mooi blijven glanzen.’ Dan zegt ze: ‘Goed dat jullie reizen, ik heb het zelf nooit gedaan. Ik ben alleen maar een keer naar het nationale park The Blue Mountains geweest, zo’n 25 jaar geleden. Dat was zo mooi! Ik kan er nog van genieten. Dan doe ik mijn ogen dicht en dan zie ik die bergen weer voor me. Die bergen, ze zijn echt blauw, alle kleuren blauw.’ Terwijl ze praat, sluit ze haar ogen. Een glimlach speelt om haar lippen.
De volgende ochtend heeft Madge in alle vroegte een ontbijt voor ons gemaakt. Een uurtje later nemen we afscheid, ontroerd door zoveel hartelijkheid. ’Ik ben blij met zo’n verzetje,’ zegt Madge nuchter. Als we het bos inrijden, roept ze ons na: ‘Vergeet niet om naar de blauwe bergen te gaan!
Elli