La Soye, een geheim

‘Ik moet je een geheim vertellen.’ De oude man pakte zijn kleinzoon doortastend bij de hand en trok hem door het lange bedauwde gras langs de oude gebouwen. Een enorme schuur. Luc wist niet wat hem te wachten stond, was verbaasd over de plotselinge haast waarmee hij vooruit werd getrokken. ‘Maar bompa, wat doen we hier? Hier mogen we toch helemaal niet komen?’

Nooit, nee nooit had bompa hem iets verteld over deze plaats. De jongen wist alleen dat het hier La Soye heette; die naam stond op een klein verweerd bordje langs de weg. Dat er iets geheimzinnigs was, dat voelde hij altijd al haarfijn aan. Zou het iets met oma te maken kunnen hebben? Opa werd wel eens een beetje ontroerd op momenten dat hij naar een foto van haar keek. Ach, die lieve oma, wat miste hij haar nog steeds.

Vanuit het dorpje aan de Franse grens was Luc al wel vaker met zijn ouders langs deze plek gefietst. Hij kende de donkere bosrijke omgeving. Niemand haalde het in zijn hoofd om hier af te stappen en eens goed rond te kijken. Nu, op weg met opa, waren Luc de verschillende oude gebouwen wat meer opgevallen. Hij zag dat ze ooit allemaal in een warmroze kleur waren geschilderd. Je kon zelfs nu de oude kleuren nog vaag herkennen. Onderweg naar hier had de jongen de silhouetten zelfs een beetje zien weerspiegelen in de grote vijver.

Geen helder beeld; het was zondagochtend, nog heel vroeg. De lage nevels hingen in slierten over het grijze water. Straks, als de zon hoog aan de hemel kwam, zouden de blauwe lucht en de witte wolken hun weerschijn vinden in het glanzende wateroppervlak. Het was niet alleen een geheimzinnige, maar zeker ook sprookjesachtige plaats. Stilletjes in het winterwit. Uitbundig in de zomerzon. Verrassend in de heldergroene lente en in de veelkleurige herfst met een afwisseling van zon, wind en regen.

Luc vroeg zich af of hier nog wel iemand woonde. Het leek hem niet echt fijn als je leven zich op zo’n afgelegen plek afspeelde. Maar al snel hielp opa hem uit de droom. ‘Er woont hier een man, een beheerder noemen ze dat, iemand die overal voor zorgt en vooral alles goed in de gaten houdt.’ Luc knikte begrijpend, maar zag in zijn rijke fantasie een half verwilderd type met een geweer dreigend op zich afkomen. Hij rilde ervan. En nu moest hij zo nodig mee met zijn oude bompa. Waarom?

‘Wacht even jongen, ik ben zo moe, ik moet even uitrusten voor we verdergaan’, opa spiedde een beetje ongerust om zich heen terwijl hij tegen een met mos begroeid muurtje leunde. Hij zag dat de oude deux chevaux van de beheerder niet op het zandpad stond. De kust leek veilig. Luc voelde dat er iets belangrijks was dat opa naar deze plek trok.

‘Vroeger, heel lang geleden, ben ik hier best vaak geweest’ mompelde de oude man peinzend, terwijl hij steun zocht bij de brokkelige stenen. ‘Toen mocht ik af en toe een spelletje schaak spelen met de oude meneer. We zaten in de grote leunstoelen die voor het haardvuur stonden. Nee, een ander soort verwarming was er toen hier nog niet. In de winter stonden de ijsbloemen op de ruiten. Maar de grote blokken hout die in de zomer in het bos gekapt waren, verspreidden genoeg warmte om de zitkamer warm te stoken. Nee jongen, je hebt gelijk, het is hier verboden terrein. Maar toch, kom maar eens mee, er is iets dat ik je wil laten zien’, grootvaders wandelstok bleef haken in het kniehoge gras, maar het lukte ze uiteindelijk om een donker keldergat met uitgesleten traptreden te bereiken. Bijna struikelden ze samen de diepte in; het was een donkere, natte en naargeestige ruimte die zich onder het grote woonhuis bevond.

Toen ze beneden waren, werden ze overdonderd door een enorm lawaai: een grote waterval zocht zijn weg onder het huis door. Een wiel met schoepenrad werd door het water aangedreven. ‘Een molen, een echte watermolen’, riep de jongen boven het lawaai uit. ‘Weet je’, vertelde opa, ‘heel lang geleden werd hier hout gezaagd en er werd koren tot meel gemalen. Er was hier vlakbij zelfs een echte smederij. Het was een groot bedrijf. In de vijvers zwommen forellen. En hierboven in het woonhuis was het echt een chique bedoening. Veel kunst, schilderijen aan de muren. Rijkelui. En weet je … jouw oma, die heeft hier – in dit huis – als baby rondgekropen, haar eerste stapjes gezet, ze is hier opgegroeid. Kijk maar, hier in de achterkant van deze houten balk heeft ze – toen ze al wat groter was en als jong meisje mij leerde kennen – een hartje met onze namen gekrast. We waren verliefd Luc. Stapel waren we op elkaar! Toen het ontdekt werd, was de wereld te klein. Ze werd naar Parijs gestuurd, om te voorkomen dat zij mij nog zou zien. Ik was voor haar geen partij. Ik zie nog haar oude heer woedend voor me staan. Wat ik wel niet dacht. Maar we gaven elkaar niet op. Ik heb haar later toch gevonden Ze was de liefde van mijn leven Luc. We zijn in Parijs getrouwd. Maar hier, hier was ze niet meer welkom. Nooit is ze hier terug geweest. Ze hebben haar verstoten. Dat was zo ontzettend triest, dat …’ Opa’s kin zakte naar zijn borst.

Ineke