Thuiskomen

Op het bospad hoor ik zacht gelach, daarna de rits van een tent omhoog en weer omlaag gaan. Al gauw is het weer zo stil dat ik in de verte het kalme ruisen van de zee hoor. Een eeuwenoude versregel komt in mij op: ‘Snachts rusten meest de dieren, Oock menschen goet, en quaat’. Bredero zette ooit die woorden op papier na een nachtje zwerven door slapend Amsterdam; 400  jaar later komen ze in mij op terwijl ik ergens aan de Noord-Hollandse kust in mijn oude tent lig te luisteren naar de stilte die geen stilte is en ik heb het gevoel dat ik thuisgekomen ben.

De dood van mijn man veranderde vijftien jaar geleden alles en dus ook mijn manier van op vakantie gaan. Voorbij was het in de auto stappen om samen vreemde streken en steden te verkennen. Ik had niet de moed en de zin om er in mijn eentje met de auto op uit te trekken. Maar ik trof het met mijn goede vrienden. Zij haalden me over om samen met nog wat andere vrienden mee naar Italië te gaan. Dat was leuk en troostend. Ook had ik de moed om over mijn afkeer van een georganiseerde groepsreis heen te stappen, waardoor ik ontdekte hoe leuk het kan zijn om met wildvreemde mensen een weekje door te brengen en elkaar daarna nooit meer te zien.

Maar het beste voor mij was, dat mijn dochter voor de eerste vakantie na het overlijden van mijn man, voor mij en haar eigen gezin een plek op een camping in de Noord-Hollandse duinen reserveerde.

Mijn dochter wist dat ik al als kind vele jaren op vakantie ging aan de kust in Noord-Holland. Bovendien had ze eigen herinneringen aan onze gezinsvakanties jaren achtereen in Bergen aan Zee en ze vermoedde dat ik kamperen weleens leuk zou kunnen vinden. Daarin bleek ze gelijk te hebben. Ik vond het heerlijk dat gerommel op een paar vierkante meter. Ik genoot ervan ‘s morgens vroeg in de opkomende zon met een kop koffie in de hand voor de tent te zitten in afwachting van het vosje dat iedere ochtend even langs kwam snuffelen.

En als na een uurtje uit de omringende tenten de eerste slaapdronken kindertjes kwamen gekropen, vond ik het zó fijn dat ik de dag niet alleen hoefde te beginnen, dat ik me toch weer een beetje gelukkig voelde. Die eerste keer kamperen werd gevolgd door een tweede, een derde keer … En sindsdien breng ik iedere zomer drie weken door in een simpele, oerdegelijke tent op die camping dicht bij de zee. 

Ik geniet op een camping niet alleen van alle rituelen in de vroege ochtenduren. Ook de namiddagen hebben iets te bieden. Dan komen de gezinnen met de kleine kinderen terug van hun stranddag. Liggend in mijn luie stoel voor de tent zie ik de verhitte en doorgewaaide ouders hun in slaap gevallen kleintjes uit de fietsstoeltjes of bolderkarren plukken, wat steevast eindigt in gehuil.

Dat gehuil wordt snel gesust met een overgebleven banaan of wafel terwijl de ouders koortsachtig handdoeken en schone kleren bij elkaar zoeken om samen onder de douche te gaan afspoelen en afkoelen. Daarna volgt het happy hour: de schone kindertjes maken zich weer vies in een hoopje zand onder het klimrek en de ouders hangen voor pampus in hun ligstoelen voor de caravan met een glas wijn of een koud biertje in de hand. Ook dat is voor mij op een of andere manier een vorm van thuiskomen. Immers, er is niet zoveel veranderd in een mensenleven: ooit was ik een van die moeders.

Maar wat voor mij het tijdelijk onderkomen van die tent aan de kust vooral zo speciaal maakt, is het nachtleven. Thuis is niet kunnen slapen razend irritant, maar in een tent is de nacht zo anders. Thuis ben ik altijd een beetje op mijn hoede; thuis moet ik de volgende dag altijd wat, waarvoor ik uitgerust moet zijn. Maar in mijn tent speelt dat allemaal niet. Als ik daar wakker lig, luister ik naar de inmiddels zo vertrouwde geluiden om me heen: het gejoeker van de jagende uil, de rits die op of neer getrokken wordt, het sussen van een opflakkerend babyhuiltje in een tent vlakbij, de wind die komt aanrollen in het gebladerte van de bomen. En ik voel me bevoorrecht als ik vlak voor zonsopkomst de vogels hoor zingen. Ik wil dan graag wakker blijven, maar de geluiden zijn zo rustgevend, zo herkenbaar en vertrouwd dat ik, overmand door het gevoel dat dit de plek is waar ik wezen wil, binnen de kortste keren in slaap val.
Net als al die andere mensen en dieren ‘goet en quaat’.

Margreet