Wir schaffen daβ

Uit mijn ooghoek zag ik zijn hand ongeduldig ‘kom nou’ gebaren. Ik deed of ik het niet zag. Dido en ik waren net een geweldig idee voor een spel onder de borrel aan het bedenken. ‘En dan..’
‘Ja en als die dan … Een giller.’ De hand werd groter en ongeduldiger. Wat moest hij nou weer?
‘Kom zo weer terug, Died, even bij papa kijken. Hij staat al een kwartier als een onwijze te gebaren.’
Ik hoefde niet te raden. Twee donkergrijze pijpen kwamen onder zijn colbert uit. Rillerig en doodongelukkig fluisterde hij: ‘Ik kon het niet houden.’
‘Nee, dat zie ik. Lekker handig.’
‘Sorry, kind, sorry.’
Voorzichtig nam ik hem bij zijn ijskouwe hand. Samen schuifelden we naar een restaurantje op de hoek van de straat. Wat ik daar moest, wist ik nog niet, want verschoning had ik niet bij me.


‘Komm, komm nur,’ zei de uitbaatster toen we binnenstapten, ze had meteen feilloos de penibele situatie ingeschat. ‘Ich bin Isolde, wir schaffen daß.’ Ze nam ons mee naar een kleine huiskamer achter de toog.
Ze plantte papa op een stoel en zocht in een kast naar schoon ondergoed. Ik ritste zijn natte broek open en sjorde hem van zijn magere benen. Frau Isolde had intussen een teiltje met warm water gevuld en legde een handdoek onder handbereik. ‘Darf ich?’ Ze had goed in de gaten dat ik het niet zo’n leuk idee vond mijn vaders onderbroek uit te trekken.


Met geurende zeep en een flinke punt van de handdoek waste ze mijn vader. Ze babbelde er lustig op los en maakte hem zelfs aan het lachen.
Hij kraait, dacht ik, hij kraait als een baby in zijn warme badje.
Toen hij was afgedroogd liet ze mijn vader in een groot formaat directoire inpiepen. Uit een soort bijkeuken diepte ze een trainingsbroek op en hees mijn vader erin.



‘Komm, wir setzen uns vorne hin und dann hab’ ich etwas damit Sie wieder warm werden können.’

Ik vertelde Isolde dat we met de familie in een groot huis op een bungalowpark, net over de grens, zaten om papa’s 80ste te vieren. Ze kende het vakantiepark. En bood meteen aan dat haar zoon ons, na de Doppelkorn, daarnaartoe zou brengen.
Waar kom je zulke engelen, redsters in nood tegen? Ik had er niet eens voor hoeven bidden.


‘Hoef ik niet in die afgrijselijke broek over straat?’
Decorum was voor mijn oude vader nog belangrijk. Dat deed me goed. Maar wat was ik blij met dit jogginggeval, dat van geen kant bij hem paste. Nog harder moest ik grinniken als ik aan de degelijke onderbroek van Isolde daaronder dacht.


Met gejuich werden we ontvangen. Er was wel enig vermoeden geweest over wat er gebeurd kon zijn. En iedereen nam aan dat ik wel een oplossing zou verzinnen. ‘Alle lof voor Isolde, maar over haar gaat papa jullie morgen een mooi verhaal vertellen, hè pap? Nu hebben Dido en ik een spel. We maken twee groepen.’ Het werd een kostelijke avond met alleen maar winnaars. En dat was in onze familie wel eens anders.


Een van de zwagers bracht mij en papa de volgende dag naar Isolde met de gewassen kleren en een kruik oude jenever van een uitstekend merk uit Schiedam als dank voor de verleende hulp. Mijn vader was nooit gierig.
Mijn vader liet zich de Doppelkorn die Isolde nog eens voor hem inschonk dubbel smaken. Zij was niet krenterig, Isolde.

Emmy