Goud! Het kwam mij zomaar op een ochtend tegemoet. Ik sloeg de krant open en daar, op pagina 3, zag ik het. Met chocoladeletters kopte het Eindhovens Dagblad ‘Mest wordt het bruine goud’. Laat mij daar nou al eens over geschreven hebben. Lees maar wat ik een paar jaar geleden al schreef in mijn verhaal, dat ik de titel ‘Poepsjiek’ meegaf:
Het staat in de krant. En het is echt. Er is onlangs een prijs uitgereikt voor iets nieuws: Mestmode. Manure-couture, met een duur woord. Het gaat om textiel. Nee, er zit geen luchtje aan. Vraag het maar aan Jalila, de slimme dame uit Eindhoven die dit idee heeft bedacht en uitgewerkt. Niet meteen allemaal ‘boe’ gaan roepen, want het is geweldig: uit mestoverschot kleding maken.
Toekomstdromen? Futuristische beelden? Gaan de internationale modebedrijven nu echt verduurzamen? Of zijn het maar proefballonnetjes die worden opgelaten om ons te laten geloven dat iedereen zijn best doet beter met onze aardbol om te gaan? Nou, veel mensen is het toch ernst. Spullen hergebruiken, recyclen, het is niet de vraag ‘of’, maar ‘wanneer’. Daar sta ik ook volledig achter.
Terwijl ik langs de Rooise etalages loop waar de modeartikelen breed aangeprezen worden – je wilt tenslotte toch elk seizoen wel weer iets nieuws, iets fris, iets anders aan je garderobe toevoegen – vraag ik me af hoe ik me dit in de toekomst moet voorstellen. In gedachten verzonken loop ik een winkel binnen, bekijk het leuke bloesje uit de etalage van dichtbij, keur en voel of de kleuren en stof mij bevallen. Ik snuffel nog even in de andere rekken. Uiteindelijk val ik op een leuk jurkje dat ik meeneem naar de paskamer. Binnenkort heb ik een paar feestjes, dit jurkje zou daarvoor best leuk kunnen zijn.
De eigenares van de modewinkel weet mij goed te adviseren. Het jurkje is precies zoals ik dacht, perfect! Maar past het ook bij mijn idee van duurzame textiel? Ik bestudeer uitgebreid de etiketten aan de binnenkant van de jurk. Ja, lauwwarm wassen en licht strijken. Duidelijk. Maar wat is het voor soort stof? Tien procent van het een, tien procent van het ander, en ja hoor… wauw, tot mijn grote verrassing zie ik het echt staan: tachtig procent zuivere koeienpoep. Daar moeten wel zo’n tien vlaaien in verwerkt zijn, schat ik zo. Of misschien wel twintig. Je weet het eigenlijk niet. Het lijkt me duidelijk dat voor een grotere maat meer vlaai nodig is dan voor een mini-maatje. Daar zit ik mooi tussenin. Een prima aanwinst voor mijn kledingkast. Daar kan ik ‘poepsjiek’ mee voor de dag komen.
Nu we wat verder in de tijd zijn, heb ik weer andere zorgen. Want wat gebeurt er met al die innovatieve ideeën als er straks veel minder dieren zijn? Stikstofproblemen. Dan is er ook veel minder mest, waar intussen al veel meer dan alleen textiel mee gefabriceerd kan worden.
Ik haal mijn poepsjieke jurk nog vaak van stal ‘Wat staat dit je goed,’ hoor ik soms en dat is meteen aanleiding om over de herkomst van mijn outfit te praten. Dan gaat het over duurzaamheid, recyclen, gebruik van grondstoffen. Dat is goud waard.
Ineke