Vandaag heb ik vrij genomen om een dagje met mijn peettante door te brengen in haar nieuwe verzorgingsflat. Vorige week was ze jarig. Ik heb gisteravond mijn vermaarde appeltaart voor haar gebakken. Zij heeft me dat bakken zelf geleerd. Ik was altijd heel graag bij tante Marga.
Als ik haar kamer binnenstap, valt het mij meteen op, dat net als in haar huis aan de deftige Insulindelaan, ook hier in een hoekje de pop uit haar kinderjaren zit. ‘Pop’, noemde ze haar simpelweg. Geen enkel ander nichtje mocht ooit aan die pop komen. Alleen ik mocht zo af en toe helpen haar andere kleertjes aan te trekken. Als petekind had ik duidelijk een streepje voor.
Het zijn fijne herinneringen, het samenzijn met tante. Als tiener ging ik, ook zonder mijn ouders, heel vaak naar haar toe, omdat je met haar werkelijk alles kon bespreken. Ze had moderne opvattingen. Als ik nu naar haar kijk, zit zij net zo stilletjes en broos als haar pop. De lieve, actieve tante die ze was, is weg.
‘Zal ik een kopje thee voor u zetten, tante Marga?’
Ze kijkt me blij aan en prikt met een wijsvinger venijnig in mijn linker borst. Ze bromt zachtjes en knikt naar me.
Verschrikt zet ik een stap achteruit. ‘Wat doet u nou?’
‘Aan, aan,’ zegt ze.
Ik snap haar niet.
‘Ja, ik heb een nieuwe bloes aan, leuk hè? Maar u moet me geen pijn doen, hoor,’ zeg ik vermanend.
Met haar handen wappert ze ongeduldig.
Ik zet water op en pak haar Art Deco kopjes uit het dressoir. Ze heeft er nog zes. ‘Het waren er ooit twaalf,’ vertelde ze me een paar jaar geleden. ‘Als je ze niet breekt, zijn ze voor jou. Wees er zuinig op, want ze zijn behalve mooi, ook best wel wat waard, antiek, meer dan een eeuw oud.’
Dat zei ze toen ze nog goed was. Nu kan ze zulke volzinnen niet meer produceren. En ik vrees dat geraakt worden door schoonheid en blij zijn met een goed gesprek ook definitief tot het verleden behoren.
Ik schrik van het geluid van een keiharde bel dat onder een dun kussentje op het blad van haar elektrische rolstoel vandaan komt. Ik snap het al. We gebruiken die dingen zelf in het ziekenhuis waar ik werk, ook. De patiënt weet dan dat het tijd is voor de medicatie. Ik kijk nieuwsgierig wat ze doet. Ze weet perfect hoe ze met een lichte druk op de knop bovenop de pillendoos de doos kan keren, pakt haar tabletje aan en – met een slokje water uit de beker met een buigzaam rietje, die stevig aan de rolstoel vastzit – neemt ze haar medicijn in.
‘Zo. Goed, zeg. U bent daar handig in.’
Ze wappert nog eens ongeduldig met haar handen en wijst naar de kopjes.
Ik schenk de thee in en ga naast haar zitten.
‘En ik heb een verrassing. Weet u nog, hoe u mij taarten leerde bakken?’
Ik heb een stuk van mijn appeltaart voor haar in hapklare brokjes gesneden en op een schoteltje gedaan.
‘Tante Marga, op uw tachtigste verjaardag. Zal ik u helpen met eten?’
Ze schudt kwaad haar hoofd. Ze drukt met haar priemvingertje op iets in de leuning van haar rolstoel.
Tot mijn ontsteltenis komt er een soort arm tevoorschijn. Die grijpt over tante heen uit de andere leuning een houdertje met een vork erin. Tante gaat er eens goed voor zitten. De vork prikt met een zacht zoemend geluid een van de stukjes taart, wendt, en richt, en hup … tante opent haar mond en het stukje appeltaart verdwijnt. In no time heeft tante Marga haar punt gebak op. Ik ben verbijsterd. Dit huis staat wijd en zijd bekend om de allernieuwste snufjes op verzorgingsgebied, maar zo high tech als wat ik nu voorgeschoteld krijg, had ik niet verwacht. Nooit zoiets gezien, eerlijk gezegd.
‘Alles,’ zegt mijn tante. Bedoelt ze dat ze nog meer wil, of bedoelt ze dat ze op deze manier alles eet?
Als ik nog met mezelf zit te overleggen wat ze nou eigenlijk wil zeggen, gaat de deur van haar appartement zachtjes open. Er komt een grappig lammetje binnen.
‘Hé, wat kom jij hier doen, kom hier. Nee, niet doen, kom hier.’
Het beest springt op schoot bij tante Marga en ik zeg nog een keer: ‘Hé, kom, ik breng jou terug naar je mama.’ Tante aait het zachte beest en kijkt mij stralend aan. Het dier legt haar kop tegen haar borst. Beste maatjes zo te zien. Het dier springt van haar schoot af en huppelt naar het hoekje waar Pop zit. Ik zie dat Dolly, die naam lees ik in het halsbandje, Pop zachtjes met haar bek pakt en haar naar tante Marga brengt.
Verbouwereerd zie ik hoe voorzichtig zij te werk gaat. Tante Marga zit met Pop op schoot en ze zingt, onmiskenbaar zingt ze, een mij onbekende melodie, maar ik kan de woorden bijna verstaan. Als haar lied uit is, zegt ze ‘ga’ en Dolly brengt Pop terug naar haar stoeltje. Dolly is geen schaap van vel en botten, zoals ik dacht, maar verbergt draden en chips in haar zachte lijf, het is een robot. Stom, dat ik dat niet direct heb gezien.
Alles in dit huis wordt door techniek gestuurd. Toen ik vanmorgen bij tante binnenkwam en zij mij in de borst prikte, dacht ze zeker dat daar mijn aan- en uitknop zit. Dit kan niet. Dit is niet goed voor een mens. Menselijk contact, dat is wat we nodig hebben. Ik pak tantes dunne handen vast en streel de perkamenten huid voorzichtig.
‘Menselijk contact, dat is toch wat u wilt, hè tante?’
Op dat moment komt een verzorgster binnen. Is het wel echt een vrouw? Alsof ze mijn laatste woorden hoorde en mijn gedachten kan raden, zegt ze: ‘Ja, ik ben van vlees en bloed, maar wij zijn zó geholpen met al die technische vindingen. En Marga kan zich prima redden zo, hè Marga?’
Marga? Ik kan er maar niet aan wennen dat de jongelui van tegenwoordig oudere mensen bij de voornaam noemen. Daar ben ik gewoon ouderwets in. ‘Ze is met onze verzorging veel minder tevreden dan met het vernuft in haar stoel. Dat lammetje maakt, dat ze bijna zeker weet dat ze weer kan zingen. Dat doet haar echt goed. Dat zie je gewoon. En ze neemt haar medicijnen tenminste in. Als wij met een bekertje water naast haar staan, slaat ze dat zo ongeveer uit je hand. Echt waar, en je moet geweldig veel geduld hebben voordat ze haar pil eindelijk heeft doorgeslikt. Ze pikt het gewoon niet als wij helpen, ze wil het zelf doen.’
‘Maar ik ken mijn tante echt als een mensen-mens. Ze had altijd vrienden om zich heen, was vroeger verkoopster in een damesmodezaak, klanten waren dol op haar. En oom Meindert en zij waren echt een knuffelstel. Ik snap hier niks van,’ zeg ik.
‘Ja,’ zegt tante Marga, ‘goe.’ Ze vindt dat ik nu wel lang genoeg op bezoek ben geweest, want ze zegt: ‘Ga,’ en ze prikt weer met haar vinger in mijn borst.
De afstand die er nu is tussen mij en mijn tante, is een pijnlijke ervaring. Zij heeft zich aangepast aan de nieuwe tijd. Maar ik ga hier nooit aan wennen, al die techniek. Wanneer zijn we zelf helemaal volgestouwd met chips? We worden straks cybermensen, aliens. Dat pik ik gewoon niet.
Emmy