Kant en klaar

Met zweethanden pakt ze twee klosjes vast. Ze kijkt naar het handwerk, dat voor haar op het kussen ligt, en zucht hoorbaar. Dit gefröbel past zo helemaal niet bij haar. Dat is weggelegd voor zachte poezelige handjes. Ze kent haar rafelige nagels en ruwe huid. 

Vijf september staat al vast. ‘Meteen na de vakantie,’ hadden de moeders beslist, ‘dan heb je kans op lekker nazomerweer.’ Johan en Lieke hadden zich er maar bij neergelegd. ‘Moeders wil is wet,’ fluisterde hij in haar oor en gaf haar een kus. 

Samen met tante Ireen, de zus van moeder, gaat ze de trouwjurk maken. In de Burda hebben ze een prachtig patroon gevonden en de stof is al gekocht in een speciaalzaak in de stad. Het wordt een wijdvallend model met soepele plooien en een sleepje. Bij het decolleté en in de taille wil tante Ireen veel kant verwerken. Daarmee begint de ellende voor Lieke. 

Haar moeder Annet had als jong meisje een baan gehad op de productieafdeling van de Zuid-Nederlandse Kantfabriek in Horst. Daar werkte ze met een leuk stel meiden. Het was een heerlijke onbezorgde tijd geweest. Met haar aanleg voor bronchitis had ze het vele stof dat de machientjes produceerden, voor lief moeten nemen. Annet was handig en werkte snel, dat had haar chef al ras in de gaten. Dus werd ze overgeplaatst naar een speciale afdeling waar de handgemaakte kant werd geklost. Het vervaardigen van deze kant was zeer arbeidsintensief en er moest dan ook flink voor betaald worden. Gewone mensen konden zich dat niet permitteren.

Ook toen Lieke, Kees en José werden geboren, is Annet daar blijven werken. Lieke werd soms als baby in een mandje meegenomen naar de fabriek.

Het is dus niet verwonderlijk dat het de vurige wens van moeder Annet is dat de bruidsjurk van haar oudste rijkelijk verfraaid gaat worden met handmatig gekloste kant. Terwijl tante Ireen veel uren maakt achter de naaimachine, ploetert Lieke aan een tafeltje voor het raam met haar kantwerk. Moeder heeft het eindeloos voorgedaan en Lieke heeft al veel geoefend met een proefrandje.

Ze prikt zich vaak aan de spelden en als er op een avond bloed op haar handwerk komt, barst ze in tranen uit. Tante Ireen probeert haar te troosten, maar Lieke is helemaal overstuur en rent het huis uit.  

De volgende dag zitten vader Huub en zijn schoonzus samen aan de koffie. ‘Het kan zo niet verder,’ zegt Ireen. ‘Over een maand is de bruiloft al en ik heb nog hele stukken kant nodig voor de afwerking van de jurk.’ Huub komt met een plan. De kantfabriek in het dorp is al jaren gesloten maar in hetzelfde gebouw is nu het Kantmuseum gevestigd. Heel veel machientjes draaien nog bijna dagelijks om aan de bezoekers het  kantklossen te demonstreren. Als voormalig onderhoudsmonteur kan hij nog wel een potje breken bij de directie. Hij weet zeker dat zij daar in de avonduren aan de gang mogen. Ireen vliegt haar zwager om de hals. Ze is helemaal opgelucht en samen maken ze de verdere afspraken. Nu nog polsen wat Lieke ervan vindt.

Op vijf september schijnt de zon volop en loopt Lieke aan de arm van haar vader de dorpskerk binnen. Voor het altaar ziet ze de bewonderende blik van Johan. Ook krijgt ze heel veel complimenten van familie en vrienden over haar bijzondere bruidstoilet. Tijdens het diner neemt vader het woord: ’Ik zie de prachtige jurk van ons Lieke als een eerbetoon aan de meisjes en jonge vrouwen die, in onze Kantfabriek, jaren lang dit inspannende werk hebben verricht.’ Er volgt een luid applaus en nadat bruid en bruidegom door vrienden op de schouders zijn  rondgedragen in de feestzaal, neemt moeder haar dochter even apart. ‘Ik ben trots op je, Lieke. Dat je zelf aan het kant hebt gewerkt, heeft mij heel gelukkig gemaakt.’

Nelleke