Hartecho

De wachtkamer van de cardioloog zit bomvol. Dirk is gespannen. Dat merk ik aan zijn gemopper op de tijdschriften die op tafel liggen. ‘Er zit nou nooit eens iets bij waar ik me voor interesseer,’ klaagt hij. ’Damesbladen, auto- en voetbalmagazines en de Quote. Alsof ik wil weten wie de rijkste 500 mensen van Nederland zijn en waarmee ze die miljoenen hebben verdiend. Dat kan me echt niks schelen.’

We horen onze naam afroepen, althans die van Dirk. Ze gaan een echo van zijn hart maken en bij dit soort onderzoeken gaan we altijd samen. Met twee hoor je meer dan alleen. Wat moet je je bij zo’n echo voorstellen? Hoe bijzonder is dat? Niet zo heel erg buitengewoon in deze tijd van technologie. Maar voor een gewoon mens als ik is het wel bijzonder. Ik heb mijn eigen hart nooit horen en zien kloppen. De hartjes van mijn ongeboren kinderen wel. Die heb ik gezien en gehoord op de echo tijdens de verloskundige controles. Bijzonder ontroerend en vertederend was dat.


De dokter heet ons welkom en we worden naar een kamer verderop in de gang gedirigeerd. De kamer is niet groot en donker. Tegen de muur staat een soort brancard, zo smal dat je uit moet kijken dat je er niet vanaf gaat vallen. Ernaast staat een tafel met een apparaat met een beeldscherm erop. ‘Ik heb uw naam niet goed verstaan, wilt u die herhalen dokter?’ vraag ik. ‘Kijk!’ zegt hij en trekt zijn kaartje dat op zijn borstzakje is gespeld naar voren. Ik buig me naar hem toe en zet mijn bril op het puntje van mijn neus om te kunnen lezen wat er staat: ‘Ah, Dantzig! Dat klinkt Duits.’ ’Nee, Pools’, antwoordt hij.
Op aanwijzingen van de arts installeert Dirk zich op de brancard. Het dunne papier dat er op ligt scheurt snel door het heen en weer geschuif om de juiste positie te vinden voor het onderzoek. Hij moet zo liggen dat het hart aan alle kanten kan worden belicht.

Ik mag in de hoek van de kamer zitten precies achter de arts. Als ik op een bil ga hangen kan ik een beetje meekijken. Voor een goed beeld wordt eerst zijn borstkas met een glibberend goedje ingesmeerd, waarna met een soort knuppel met plat einde over zijn hart wordt gestreken. Opeens komt het hart van Dirk in beeld, tenminste dat moet het zijn. Voor mij is het niet erg herkenbaar. Ik zie zwart-wit en rood-blauw bewegende beelden voorbijkomen. Alleen het ritmisch samentrekken op het scherm doet vermoeden dat het om zijn hart gaat. Ik tuur ingespannen naar het scherm, voorbij de rug met de witte jas, om te zien of ik iets raars kan ontdekken. Maar voor mij is het allemaal raar.

Regelmatig wordt het beeld stilgezet om een foto te maken. Soms vraag ik iets en probeer er achter te komen of er iets verontrustends te zien is, maar ik word niets wijzer. Dirk ligt ondertussen nog steeds geduldig naar de muur te staren en zwijgt. De rode en blauwe flikkeringen op het scherm maken dat de donkere kamer lijkt te bewegen. Ik begin het benauwd te krijgen en mijn rug doet pijn van het scheef hangen. Ik prijs mezelf gelukkig dat ik dadelijk weer naar buiten mag, de frisse lucht in. ‘Prima,’ zegt dokter Dantzig terwijl hij opstaat, ‘ik schrijf een verslagje voor uw cardioloog die de uitslag met u zal bespreken. Het beste met u.’ En weg is hij. Een beetje onthutst blijven wij achter. Een jonge vrouw komt opgewekt binnen om Dirk van de smurrie op zijn borstkas te ontdoen. Zij maakt een gezellig praatje met ons, wat ons weer een beetje meer mens maakt.

Willemien