Het gebeurde op dinsdag, dag drie van mijn reis. Op zondag had ik mijn saaie, voorspelbare leventje als veel te jonge pensionado, achter me gelaten. Ik had mijn fiets en fietstassen gepakt en was vertrokken, alleen, voor een tocht naar de Middellandse Zee. Mijn daadwerkelijke einddoel was ‘het avontuur’.
Ik fietste de eerste drie dagen als een bezetene, alsof ik mijn huis, mijn dorp, mijn eentonige en keurig aangeharkte omgeving, mijn lieve, brave vrienden, mijn leegheid, niet snel en ver genoeg achter me kon laten. Die dinsdag hoopte ik de Franse grens te bereiken. Dat was buiten mijn conditie gerekend. Die was bij lange na niet voldoende om ruim 100 kilometer per dag af te leggen. Aan het eind van die middag zocht ik moe en bezweet een pauzeplekje, ergens langs de N891. Ik wilde plassen, ergens ongestoord kunnen zitten, wat eten, weer wat energie opdoen.
De weg leek door eindeloos bos te lopen, nergens een parkeerplaatsje of open plek. Plotseling meende ik tussen de bomen aan mijn rechterhand een huis te zien. Ik remde en volgde zonder na te denken een smal zandpad dat vast en zeker naar dat huis moest leiden. Even later vertelde een oud, half verweerd bordje me dat ik was aangekomen bij Les moulins de la Soye.
‘Moulins de la Soye’, ik herhaalde die naam een paar keer hardop. Waar kende ik dat toch van? Toen ik een groepje laatmiddeleeuwse gebouwen zag, waaronder een oude molen, liggend aan een vijver, viel het kwartje: een oude schrijfopdracht! Die ging over dit complex! Mijn hart maakte een sprongetje, het bestond dus echt! Ik herinnerde me meteen ook de mysterieuze sfeer die om die gebouwen zou hangen. Volgens mijn schrijfvriendin deden er spannende verhalen de ronde over het huis, het bos, de eigenaar. En nu stond ik daar, midden in die schrijfopdracht. Hoe bijzonder was dat?
Ik wou toch avontuur? Hier lag het avontuur. Maar nu puntje zo dicht bij paaltje kwam, vond ik alleen toch maar heel erg alleen. Ik had nu wel een maatje gewild. Terwijl ik mijn volgepakte fiets bij de vijver parkeerde, voelde ik me er niet gerust op. Hier stond ik, in m’n uppie, midden in het bos, een eind van de doorgaande weg af. Ik checkte mijn gsm: geen bereik, ook dat nog. Die grote gebouwen bezorgden me opeens een unheimisch gevoel, alsof vele ogen op mij gericht waren. Stel je niet aan De Rijk, sprak ik mezelf toe. Je gaat hiervan genieten, je ontrafelt het mysterie en te zijner tijd vertel je je schrijfvriendinnen in geuren en kleuren over deze plek. Je doet eerst een plasje, gaat dan op je gemak rondlopen en dan zoek je een mooi plekje uit om wat te eten. En je maakt een stel mooie foto’s. Tegen de bosrand deed ik een plas en daarna begon mijn verkenningstocht. Ik liep rond de drie verlaten gebouwen, deels dichtgetimmerd, de ramen vies en beslagen of kapot. Nergens kon ik binnenkijken. De huizen waren leeg en verlaten.
Achter de oude molen lag een pad dat verder het bos in liep. Ik volgde het, ging een stukje rechtdoor en toen een bocht om. En daar zag ik tot mijn grote schrik een auto staan, een geblindeerde bestelwagen. Wat moest die hier au milieu de nulle part? Nog voor ik weg kon rennen, sprong er ineens een grommende en kwijlende herdershond uit de struiken, recht op me af. Ik stond stijf van schrik, vergat helemaal te gillen, zo bang was ik. ‘Hector, fini!’ baste een donkere mannenstem. Een lange man met priemende ogen, een ruwe baard, gekleed in een smerige overall – met ojee waren dat bloedvlekken? – stond plotseling wijdbeens voor me. Hij nam me van top tot teen op en vuurde vervolgens een spervuur aan vragen op me af. ‘Wat doet u hier? Weet u niet dat dit privéterrein is? Wie bent u? Kan ik uw paspoort zien? Bent u alleen?’ Met één oog op de nog kwijlende Hector gericht legde ik in mijn beste Frans uit dat ik een toerist uit Nederland was, alleen, op de fiets. ‘Ik zoek een plekje om even uit te rusten en wat te eten. Ik zag dit pad en besloot even een wandelingetje te maken. Je suis désolee, ik wilde niemand storen.’
De man bromde wat, hij was gerustgesteld, ik zag hem ontspannen. Ik vroeg of het goed was als ik even aan de vijver ging zitten, om een boterham te eten. Op dat zelfde moment kwam hond Hector kwispelend op me af en drukte zijn natte neus tegen mijn hand. De man keek verbaasd. Zijn toon veranderde ogenblikkelijk: ‘Aha, goed volk zie ik. Hector heeft er een neus voor.’ Toen zei hij: ‘U zult wel moe zijn na een dag fietsen. Mijn vrouw komt zo thuis, ze is boodschappen aan het doen. U kunt een hapje mee-eten als u wilt.’ ‘Dat is een leuk aanbod. Graag.’
Waarom ik zo enthousiast reageerde, ik weet het niet. Misschien omdat ik intuïtief voelde dat hij me geen kwaad zou doen? Misschien omdat het avontuur me nu recht onder mijn neus op een presenteerblaadje werd aangeboden? Het volgende ogenblik werd ik praktisch en voelde ik ook hoe moe ik was. ‘Eh.. dat is te zeggen, dat plaatst me wel voor een probleem. Het wordt al snel donker en ik heb geen licht op mijn fiets.’ ‘O, geen probleem,’ de man met de baard wuifde mijn bezwaar weg en wees om zich heen. ‘We hebben plek zat, u kunt hier gerust blijven slapen.’
En nu is het dag 18 van mijn reis. Ik ben nog steeds in België, in het gehucht Les moulins de la Soye. Ik help Marc en Michelle, de eigenaren, tegen kost en inwoning. Er is van alles te doen. ’s Ochtends werk ik in hun forellenkwekerij en moestuin. ’s Middags help ik met het opknappen van antieke meubels en bric-à-brac. Een van de gebouwen staat en ligt er vol mee. En er wordt geregeld nieuwe voorraad aangevoerd met Belgische en Franse busjes. Ik vraag niet naar het hoe en wat, waarschijnlijk zou ik toch geen antwoord krijgen. Behalve Marc en Michelle woont er niemand hier. Maar dat wil niet zeggen dat het hier altijd rustig is. Bij tijd en wijlen is er een levendige handel gaande. Marc zorgt er dan voor dat ik uit de buurt blijf. ‘Allez-y, het is beter als je niet alles ziet,’ zegt hij dan. Maar hij heeft me al wel een keer met Michelle meegestuurd om op een brocante antieke spulletjes te verkopen. Mijn Frans was daarvoor goed genoeg, zei hij. (‘Je kan toch tellen?’) Die dag was een topdag, ik ratelde geroutineerd tegen potentiële klanten, prees onze waren de hemel in en durfde hoge prijzen te vragen.
Af en toe help ik Marc, een verwoed jager, met het villen en slachten van zijn buit. Ik had al een hele middag forellen staan schoonmaken, toen durfde ik het grotere werk ook wel aan. De eerste keer dat ik een mes zette in een haas, zwijn en in een ree, was het nog eng. Maar nu weet ik wat ik moet doen, wat ik aantref. Het heeft iets ambachtelijks.
Tussendoor verken ik de omgeving al wandelend met Hector, inmiddels mijn grote vriend. Hij geeft me een veilig gevoel. Slapen doe ik in mijn tentje, onder de bomen en bij wijze van douche neem ik een frisse duik tussen de zwanen in de vijver. Ik geniet, want ik doe allemaal dingen die nieuw voor me zijn. De enige concessie die ik heb moeten doen: geen foto’s maken. Marc en Michelle hebben me dat ten strengste verboden.
Intussen gaan er al volop praatjes in de omliggende gehuchten rond: er zouden vreemdelingen huizen, er zou een illegale camping zijn, een Hollandse zou een drugslab hebben geopend, er zou van alles gesmokkeld worden, er zouden orgies plaatsvinden…
Wat er van waar is? Och, wat zal ik zeggen, Les moulins de la Soye weet zijn geheimen te koesteren.
Elli
Verhaal naar aanleiding van een schijfopdracht: les moulins de la Soye (Ardennen). De opdracht luidde: je bent op fietsreis en je komt toevallig in La Soye terecht.