Daar ging hij …

Hij stond al een tijdje aan de reling te kijken hoe het schip waarop hij de laatste vier weken had doorgebracht de haven van Soerabaja in werd geloodst. Nog een half uurtje schatte hij en dan zou hij voet aan land zetten. Hij voelde zich omringd door de klamme warmte en hij rook de zoetige, licht rotte geur van de tropen. Zo rook dus ‘de gordel van smaragd’. Opwinding kriebelde in hem. Nog een half uur en dan zou zijn leven opnieuw beginnen. Op de walkant was het een enorme drukte van door elkaar heen sjouwende mensen. Wat meer op de achtergrond zag hij mannen en vrouwen staan, net zoals hij in witte tropenkledij. Dat zouden wel de ophalers zijn. Hij hoopte maar dat de man van Hagemeijer die hem zou ophalen daar ook tussen stond. Hij kende echt helemaal niemand in dit stuk, tropisch vaderland. Hier moest hij het helemaal zelf voor elkaar boksen. Hij voelde zich opgetogen dat het hem was gelukt. Hij had zijn eigen pad opgezocht los van zijn strenge vader met zijn verwachtingen. Hij had lang genoeg gedaan wat anderen voor hem bedachten. Met weinig plezier dacht hij terug aan zijn jaren op de kostschool waar hij zijn HBS-diploma had gehaald. Ook de jaren van broederdienst die hij in het leger moest doorbrengen, omdat zijn oudere broer zo lang als hij kon de student uithing in Nijmegen, wilde hij het liefst vergeten. Hij wilde de wijde wereld in en dus was hij tegen de wens van zijn vader ingegaan die hem het liefst naar Rotterdam had zien vertrekken voor een studie economie. Zonder iemand iets te vertellen had hij gesolliciteerd bij de Handelmaatschappij Hagemeijer in Soerabaja. Hij was aangenomen en vast van plan zijn eigen leven te gaan ontwerpen.

Hij keek zijn ogen uit. Alles was nieuw en spannend. Vanavond zou hij – hij wist op dit moment nog niet waar, Hagemeijer zou voor onderdak zorgen – onmiddellijk naar huis schrijven. Door alle opwinding heen schoot er een steek van verdriet door hem heen. De drukte op de kade van Soerabaja verdween en hij zag weer hoe de laatste dagen in het huis op de Markt van Geertruidenberg verliepen. Zijn moeder druk bezig met het vullen van de hutkoffer die al weken in de gang stond. Ze had mooie stapeltjes nieuw ondergoed voor hem aangeschaft, dunne katoenen kousen had ze voor hem laten breien door de nonnen in het zusterhuis en zijn nieuwe witte, katoenen tropenpakken had ze voor hem opgevouwen met dunne papiertjes ertussen tegen het kreuken. Zorgvuldig had ze steeds weer iets wat klaar was in de grote, houten kist gelegd. Vader bemoeide zich nergens mee, die zat zoals altijd in zijn studeerkamer te werken voor school. Zo zou hij hem in zijn herinnering houden: een pen in de hand, een sigaar tussen de lippen en geconcentreerd op de schriften die voor hem op zijn bureau lagen. Zijn jongste zusje, dat zeker 10 jaar jonger was, dartelde als ze niet naar school was om hem heen. Ze vond het reuze stoer die grote broer die zo’n verre reis ging maken. Ze had voor hem een schriftje gemaakt dat hij als dagboek kon gebruiken en samen met moeder had ze speciaal postpapier voor hem gekocht. Dan kon hij op de boot al beginnen met het schrijven van brieven naar huis. Hij had zijn moeder ook zijn missaal in de koffer zien leggen, want hij moest God niet vergeten natuurlijk. Zijn vader had hem een exemplaar van de Max Havelaar gegeven om tijdens de lange bootreis te lezen. Van zijn zussen, die in het klooster zaten, had hij een rozenkrans gekregen en zijn broer, die Nederlands studeerde, had hem de bundel Archipel van de dichter Slauerhoff cadeau gedaan. De hutkoffer zou door Van Gend en Loos naar de boot in Rotterdam gebracht worden. In de weken voor zijn vertrek had hij op het moederbedrijf van Hagemeijer instructies gehad. Ook was hij langs geweest bij de fotograaf om een mooie foto voor zijn moeder te laten maken. Tot slot was hij op bezoek gegaan bij de pastoor. Die moest hem een referentie meegeven zodat hij makkelijker toegang had tot de Hollandse verenigingen en families. Die goede man had echt zijn best gedaan en hem beschreven als een oppassende, goed katholieke jongen van nette huize. Daar kon hij wat mee in de boze buitenwereld. Het waren drukke weken geweest waarin hij eigenlijk alleen maar een plezierig soort spanning had gevoeld. Maar nu dacht hij met weemoed terug aan de stilte in huis. Hij was gewend dat zijn moeder bij alles wat ze deed zong en als zijn zusje thuis was, zong ze met haar moesje mee. Zijn ouderlijk huis was altijd vol muziek geweest, maar die laatste weken was het stil in huis. Moeder zong niet meer. En waar hij helemaal liever niet aan dacht was het uiteindelijke afscheid. Vader had hem een hand gegeven en op het hart gedrukt braaf te blijven, hard te werken en veel, heel veel aan moeder te schrijven. Zijn kleine zusje had de hele tijd aan zijn arm gehangen. Zij had er geen weet van dat ze elkaar heel lang niet meer zouden zien; zij was vol van de belofte dat ze één van de poesjes die bij de buren geboren waren zou krijgen. Zijn moeder was sprakeloos geweest, ze had alleen maar gehuild. Hij had zich toen pas goed gerealiseerd dat het een afscheid voor vele jaren was. Hij zou waarschijnlijk pas over 10 jaar verlof krijgen. Er kon zoveel gebeuren in al die tijd. Ze had hem ook niet naar de boot willen brengen en dus bleef vader ook thuis. Daarom was het fijn dat zijn broer uit Nijmegen over was gekomen om hem weg te brengen naar Rotterdam.

Hij voelde een schok door het schip gaan: het had kennelijk de kaderand geraakt. Hij zag dat er beweging ontstond in de wachtenden beneden. Sjouwers verdrongen zich bij de plek waar de loopplank zou neerkomen. Ook de witte figuren daarachter schoven wat op, richting de boot. Hij zag een jonge blanke man druk zwaaien met een grote, witte zakdoek. Dat enthousiasme was vast bedoeld voor die jonge vrouw aan boord die hem had verteld dat zij met de handschoen was getrouwd en dat haar kersverse echtgenoot haar in Soerabaja opwachtte om vandaaruit door te reizen naar Malang waar hij leraar was aan de HBS. Ze had hem haar trouwfoto laten zien.

Hij maakte zich los van de reling, pakte zijn handbagage op en liep richting de loopplank. Hij moest zichzelf tegenhouden om niet voor te dringen. Hij wilde dit moment bewust meemaken. Immers hij stond op het punt zijn droom waar te maken. Daar ging hij en hij stapte op de loopplank naar een toekomst in de tropen.

Margreet