Voor elkaar

Het huis zag er niet uit. Een hopeloze aanblik. Hier beleefde je vast geen vreugdevolle oude dag en het was zelfs de vraag of dat ooit de bedoeling was geweest. Een gezond wantrouwen was meer op zijn plaats. Een verzorgingshuis. De gedachte eraan alleen al had hem altijd uit het lood gebracht. Hij was weerloos toen alleen thuis zijn echt onmogelijk was geworden. Daarin hadden zijn zoons gelijk en de schoondochters protesteerden vanzelfsprekend niet. Hij had begrijpend naar ze geglimlacht toen het verhaal over het verplanten van oude bomen uitbleef. Dus woont hij er nu en heeft hij een kleurloze kamer op de bovenste etage met uitzicht op de brandtrap van het naastgelegen ziekenhuis. Het personeel staat hem terzijde als het moet, zonder ooit ongevraagd iets voor hem te doen. Iedereen loopt zwijgend om hem heen, begripvol knikkend om zijn behoefte aan afzondering. Wel makkelijk zo. Iedereen negeert zijn naar binnen gekeerde blik. Er zijn geen grote gebeurtenissen meer in zijn dagen. Hij leest wat, luistert naar een van de tien cd’s die hij na de verhuizing heeft overgehouden. Als het weer het toelaat, maakt hij een wandeling rondom een treurig groen plantsoentje.

‘Ik ga van een korte vakantie genieten,’ zegt hij als iemand ter controle vraagt waar de reis naartoe gaat.
Ook als de lucht leigrijs is en er regen op komst is, maakt hij zijn ommetje. Voor de bui is hij altijd weer binnen. Hoogtepunt van zijn dag is het eten tussen de middag. Dan zit zij weer tegenover hem en koestert hij zich in de aanblik van haar broze schoonheid. Hij ziet steeds de starende blik van de vrouw tegenover zich en hij heeft de intense sensatie dat ze zijn gedachten kan lezen en dat ze het volkomen met hem eens is en – net als hij – van hun geheime ontmoeting geniet. Op dat uur van de dag ziet zij er verrassend fris uit, frisser dan aan het ontbijt als de slaap nog aan haar kleeft. En bij de avondmaaltijd worden de zachte trekken van haar gelaat alweer vaal door dagelijkse zorgen en naderende duisternis. Hij pakt iets van haar energie van dat moment. Het middaguur doet hen beiden opbloeien. Ze zijn uit het leven gegrepen en ze zien er als een stilleven uit. Hij kent haar verhaal niet. Zij het zijne niet. Daardoor is het nooit pijnlijk.

Hij heeft een hele tijd gedroomd dat hij met zijn denkkracht het zorghuis zou kunnen laten omvallen. Dat hij kon wegwandelen uit de gevangenschap van verpleging en verzorging.
Nu hij haar kent, twijfelt hij eraan of hij dat nog wel wil.

Emmy