Reisgenoten 1

Een beetje suf nog zit ik onder het bemoste dakje van de abri te wachten op de bus naar het station in Eindhoven. Het is zondagochtend, dus de eerste bus rijdt pas tegen negenen die kant op. Er heerst echte zondagsrust. Ik zit daar in m’n eentje wakker te worden in de vroege septemberzon. In de wei aan de overkant staan wat duffe schapen in de lage mist te wachten tot die opgetrokken is en ze weer zien wat ze eten. Geen fietsers nog, geen wandelaars, geen auto’s. Heerlijk die stilte, zelfs de A50 houdt zich nog rustig op dit moment van de zondagochtend. Het lijkt of ik de enige ben in ons dorp die op weg is.
Mijn verwachting is dat de bus, die ik nu de rotonde op zie draaien, ook wel leeg zal zijn.

Maar wanneer ik een paar minuten later in de bus stap, zie ik daar een grote groep in feestelijke, witte gewaden uitgedoste Afrikaanse vrouwen zitten, vergezeld door ook in feestelijke kledij gestoken meisjes. Wat meer naar achter blijken zich ook nog een paar mannen en jongetjes in nette pakken te bevinden. Voor in de bus is plaats en ik ga zitten tegenover twee meisjes met prachtig ingevlochten haar in witte jurkjes die versierd zijn met gouddraad, pailletten en gekleurde zijden lintjes. Bij verschillende volgende haltes stappen er nog meer in het wit gehulde vrouwen, kinderen en een enkele man in. Na de uitgebreide begroeting gaan ze op zachte toon met elkaar in gesprek. De meisjes naast mij babbelen ook zachtjes. Ik kan mijn nieuwsgierigheid niet bedwingen en vraag fluisterend aan een van de meisjes waarheen ze op weg zijn. Naar de kerk in Eindhoven. Onderweg stappen bij verschillende bushaltes nog meer kerkgangers in en als de volle bus uiteindelijk arriveert bij het station in Eindhoven staan daar nog meer geloofsgenoten te wachten.
Ik loop naar de treinen en ik voel me bevreemd. Ik ben me altijd heel sterk bewust dat in ieder mens een verhaal leeft en dat mijn fantasie me altijd wel in staat stelt om die verhalen te bedenken. Gewoon omdat ik wel een idee heb in wat voor woningen de mensen om mij heen leven. Ik kan me een voorstelling maken van hun inrichtingen, ik vermoed hoe ze in die woningen met elkaar omgaan, wat er bij de maaltijden op hun tafels komt te staan en wat er in hun kleerkasten hangt. Maar bij deze groep mensen weet ik dat allemaal niet. Ik weet niet meer van deze reisgenoten dan dat ze oorspronkelijk uit Afrika – waarschijnlijk Eritrea of Ethiopië – komen en hun geloof blijkbaar actief belijden. Ik ken hun verhaal niet en deze reisgenoten blijven vreemdelingen voor mij.

Reisgenoten 2

Ik vervolg mijn reis en stap op het station in Eindhoven in de trein richting Schiphol. Zoals te verwachten valt in deze trein moet ik me door met koffers volgestouwde gangpaden een weg banen naar een zitplaats. Struikelend over benen, rugzakken en weekendtassen plof ik op een plekje aan het raam. In de coupé waarin ik terecht ben gekomen zitten geen ervaren globetrotters. Er wordt  zenuwachtig gelachen en geroepen door het gangpad over wachttijden, paspoorten, inchecken, handbagage, transfer naar het hotel, etc. Na een kwartier is mij duidelijk dat drie gezinnen met hun gemeenschappelijke ouders/opa en oma een weekje vakantie gaan vieren op Mallorca. Ze spreken geen woord Spaans en voor de grootouders en de kleinkinderen is het hun eerste vliegreis. De ouderen laten het allemaal een beetje over zich heen komen en hun kleinkinderen laten elkaar verheugd zien welke spelletjes en filmpjes ze op hun telefoons hebben mogen downloaden. Opa en oma kijken vanuit hun zitplaatsen schuin tegenover me eens rond en als ze mijn blik vangen halen ze hun schouders maar eens op. Ik glimlach begrijpend. Ik verbaas me verder over de kledij van de jonge vaders. Die hebben een voorschotje genomen op de zomerzon van Mallorca en alvast hun kleurigste korte broeken en vrolijk gedessineerde T-shirts aangetrokken. Waarschijnlijk speelde bij de kledingkeuze voor hen ook mee de wens om hun getatoeëerde armen en benen eens goed te kunnen vertonen. Ik kan me voorstellen wat er zich nog meer voor fraais in hun koffers bevindt.

De dames doen het iets kalmer aan met hun kleding, maar ze hebben wel allemaal, oma incluis, hun haren geverfd en hun nagels laten doen. Die gaan zich straks lekker uitleven in het uitgaansleven, terwijl opa en oma ( “Gaan jullie maar. Je bent maar een keer jong” ) op het grut passen. In hun koffers zitten ultrakorte jurkjes met spaghettibandjes, een witte lange broek met minstens zeven verschillende topjes en uiteraard een paar bikini’s.

Opa heeft zich ingehouden en zit heel tevreden in zijn beige, katoenen pantalon en geruite bloesje met korte mouwen – het uniform van de Nederlandse man op vakantie – met een van zijn kleindochters op schoot. Ik stel me zo voor dat er in zijn koffer nog zo’n broek en een flinke stapel geruite bloesjes in verschillende kleuren zitten en natuurlijk zijn oude – maar nog goed genoeg voor die ene week- donkerblauwe zwembroek.  Oma zal wel een vlotte capribroek ingepakt hebben en een paar gezellige zomerjurkjes. Niet te veel, want wie weet komt ze op de markt nog wel iets leuks tegen voor weinig geld.
Wanneer de trein het station van Utrecht in rijdt, heb ik het idee dat ik deze reisgenoten aardig in beeld heb gekregen. Uit hun spraak heb ik min of meer kunnen opmaken tot welke bevolkingsgroep ze horen, ik weet een beetje wat er in hun koffers zit en ik kan me de ervaringen en verhalen voorstellen die ze met zich meedragen. Ik moet overstappen en ik klim glimlachend en leuke reis wensend over de geruite bloesjes, de topjes, de korte broeken richting de uitgang.

Reisgenoten 3

Aan de overkant van het perron staat de trein richting Alkmaar al klaar. Ik stap in en gelukkig is er nog een zitplaats voor mij vrij. Het mag dan zondag zijn, maar dat wil niet zeggen dat het dan rustig is in de trein. Ik kijk eens om me heen, benieuwd naar wie mijn reisgenoten zullen zijn op deze etappe van mijn treinreis. Nu geen in het wit gestoken vrouwen en meisjes, geen nerveus geroep en gelach van vakantiegangers. Ik zie een mix van personen en ik gun mij de tijd om er een patroon in te ontdekken. Eerst maar eens op leeftijd sorteren. In het rijtuig waarin ik terecht ben gekomen zitten meer ouderen dan jongeren. Ik bedenk dat jongeren op zondag graag uitslapen. De paar jongeren die in de zithoek naast de mijne hangen, hebben niks te missen. Het lijkt me dat ze nauwelijks hun bed hebben gezien en dat een blaastest nog een behoorlijk hoog alcoholpromillage zal vertonen. Laat ze maar lekker slapen; ik hoop dat ze op tijd wakker worden en niet in Schagen terecht komen terwijl Amsterdam hun reisdoel is. Nu ga ik de ouderen in kaart proberen te brengen. De wandelaars zijn makkelijk te onderscheiden. Ze zijn van alle leeftijden, maar niet onder de 25 jaar. Aan hun voeten stevige wandelschoenen, verder afritsbroeken en een dun jackje of fleecetrui. Uit de lichtgewicht rugzakjes, die aan weerszijden flesjes water vervoeren, komen plastic zakjes met boterhammen tevoorschijn. De sportieve vrouwen zijn niet opgemaakt, hebben naturel nagels en de dito mannen hebben niet de neiging hun tattoos te vertonen. Ik wed met mezelf dat ze er in Castricum uit zullen stappen en vandaar door de duinen naar zee wandelen. Opletten straks. Dan de museumbezoekers. Dat zijn toch wel de 50-plussers onder mijn reisgenoten. Ik zie een clubje van vier dames die voor deze categorie in aanmerking komen en twee oudere stellen. Ook wel wat sportieve jacks, maar zeker ook lange jassen. Verder gewone stevige schoenen en één design rugzak. Wel schuin over het lichaam gedragen tasjes waarin een telefoon, museumjaarkaart en stadsgidsje passen. Geen boterhamzakjes, hooguit een rol pepermunt. De dames zijn van het type: ‘nooit zonder lippenstift de deur uit’ en de mannelijke helften schat ik in als volgzaam: ‘Ach, als Ingrid nu zo graag naar die Marten en Oopjen gaat kijken dan ga ik voor de gezelligheid wel mee.’ Het zal me niet verbazen als deze reisgenoten dadelijk in Amsterdam uitstappen en dan eerst gaan lunchen in de fraaie Stationsrestauratie 1e klas alvorens tramlijn 5 naar het Rijksmuseum te nemen. Dan zijn er nog een paar leeftijdgenoten van mij over. Die gebruiken vast – net zoals ik – hun keuzedag van de ns voor een bezoekje aan hun kinderen. Vier ‘losse‘ dames waaronder ikzelf en een echtpaar.

Uiterlijk vallen we een beetje tussen de wandelaars en de museumbezoekers in. Het enige kenmerk is dat de tassen die wij bij ons hebben iets groter zijn dan die van de museumbezoekers.
In mijn tas zit een plastic doos met zelfgebakken appeltaart waar mijn kleinkinderen gek op zijn. Ik vermoed ook in de andere tassen iets lekkers dat zelfgebakken is. Waar de andere ouders/grootouders uit zullen stappen? Geen idee. Opletten maar weer. Ik krijg het nog druk op al die stations op deze route.

De trein passeert het station Abcoude als ik mijn medereizigers in hokjes heb ondergebracht.
Ik denk terug aan het begin van mijn reis. Ik realiseer me dat ik de afgelopen anderhalf uur vergezeld ben geweest van ontzettend veel mensen. Mensen aan wie ik nooit meer zal denken en voor wie ik alleen maar deel uitmaakte van het decor van hun reis. We waren reisgenoten. Niet meer dan dat.

Als ik een half uur later in Alkmaar uitstap, voel ik me eventjes heel erg alleen.

Margreet