De gieter en de heupflacon

Op mijn balkonnetje geniet ik ieder mooi moment van het buiten zijn en als ik de markiezen naar beneden heb gedaan, kan ik – nauwelijks opgemerkt door de mensen beneden – het wel en wee op mijn Amsterdamse grachtje bekijken. Er gebeurt altijd wel iets. Meestal maar kleine dingen. Ik vind het aandoenlijk om te zien met hoeveel liefde het buurmeisje van een jaar of twee iedere dag door haar oma een half uurtje in haar wandelwagen wordt rondgereden over onze Groenburgwal. Ook zie ik hoe bij overbuurman Sjaak bijna ieder weekend sleutels worden opgehaald voor het AirB&B-gebeuren van die klootzak van hiernaast.

Verder erger ik me kapot aan de schoonmaakpraktijk van de gemeentelijke reinigingsdienst: nooit vegen ze de hoeken uit bij mijn voordeur. Het is daar altijd een zooi omdat de gasten van het hotel naast mij daar staan te roken en de stoep bij mijn voordeur als asbak gebruiken.
Vanmorgen heb ik mij vergaapt aan het gedrag van overbuurman Sjaak. Hij liet zich ineens van een heel andere kant zien.

Ik zat lekker te genieten van mijn kopje espresso en mijn eerste jointje toen ik ergens beneden buurtgenoot Hein hoorde roepen: ‘Zo oude boeddha, zit je lekker in het zonnetje?’ Aan de overkant zag ik Sjaak opkijken van z’n pakje Marlboro waar hij een sigaret uit peuterde. Hij had niet meteen door wie daar riep, maar hij begreep wel dat hij bedoeld was met dat “oude boeddha”. Zoekend keek hij rond. ‘Hiero!’ hoorde ik Hein toen weer roepen. Ik kon het niet zien, maar Hein stond blijkbaar tussen de twee groen-met-oranje mobiele bouwketen. Die namen nu al bijna een jaar een vijftal parkeerplaatsen aan onze kant van de gracht in beslag. Hein is de zelfbenoemde tuinman van de Groenburgwal.
‘Ik ben het zat, boeddha, helemaal zat.’ En om aan te geven hoe zat hij het wel niet was, ramde Hein zijn gieter tegen een van de keten. Sjaak is er eigenlijk de man niet naar om een praatje met die tuinkabouter te maken, maar vandaag had hij blijkbaar behoefte aan een goede daad en Hein moest blijkbaar zijn hart luchten. Zuchtend en steunend trok Sjaak zich aan de leuning van zijn trapje omhoog. Die buik ging hem toch wel steeds meer in de weg zitten en de artrose knabbelde vast ook al een tijdje aan zijn knieën. Vroeger zat hij gewoon in de deuropening te roken, maar onlangs had hij voor zijn buitendeurse rookpauzes een krukje bij de voordeur geplaatst en nog viel het hem zwaar om overeind te komen. Maar ik zag dat hij zich vermande en de drie treetjes afhobbelde naar de straat. Terwijl hij overstak, gaf hij zichzelf een vuurtje en daarna liep hij tussen de geparkeerde fietsen door naar de walkant. ‘Wat ben je zat, Hein? Toch niet die broedende eenden?’ en Sjaak wees naar het slordige nest dat een stel meerkoeten op het achterdek van een voor zijn huis liggend bootje in elkaar had geprutst. De gebruikelijke zooi: takken, een lege plastic limonadefles, een kartonnen melkverpakking, touw, een blauwe AH-tas. En bovenop die afvalberg troonde mevrouw meerkoet, pikkend in de etensresten om zich heen. Als ik ’s avonds uit de kroeg kwam, zag ik wel eens een rat een poging doen om wat te pakken te krijgen van dat lekkers, maar een meerkoet laat zich niet beroven.
‘Nee,’ hoorde ik Hein roepen, ‘dat weet je ook wel; die beestjes kunnen me geen donder schelen. Die horen hier, net zoals jij en ik.’ En terwijl hij nog maar een keer zijn gieter tegen de bouwkeet jaste, schreeuwde Hein nu met overslaande stem: ‘Dat kun je van deze klote dingen niet zeggen.’ Sjaak schrok waarschijnlijk van de drift in Heins stem. Ik was benieuwd naar zijn reactie. Wat moest hij daar nou mee? Hij en ik – Sjaak vanaf zijn krukje en ik vanaf mijn balkonnetje – hadden ook wel gezien hoe Hein de laatste tijd vertwijfeld rondscharrelde rond de bomen en bij de bloembakken die de mensen voor hun huizen hadden staan.

Alle bewoners van dit stuk van de gracht wisten, dat Hein het al jaren als zijn taak had opgevat om al wat groeide en bloeide tussen de Raamgracht en de Staalstraat, van water te voorzien. Zo gauw het zonnetje warmer werd, kwam Hein halverwege de ochtend, als zijn kant van de gracht nog in de schaduw lag, als een weermannetje naar buiten met in zijn hand de gieter. Die vulde hij door hem in de gracht te gooien en aan het touw dat aan het hengsel zat weer naar zich toe te trekken. Vervolgens ging hij dan weldoende rond met het grachtenwater: de petunia’s, zinnia’s, afrikaantjes, geraniums en hortensia’s in de bakken voor de huizen fleurden ervan op. Daarna kwamen de stok- en klimrozen aan de beurt en tot slot de begroeiing aan de voet van de bomen aan de gracht. Tevreden ging Hein na de ‘beregening‘ naar binnen, waar hij zich verkleedde om even later in een brandschone short en nette witte gympen op zijn keurige herenfiets te springen om zich ergens te gaan ‘verpozen’. Als het lang achter elkaar warm en droog was, herhaalde het ritueel zich na zonsondergang. Maar nu er al maanden een groot pand naast zijn huis verbouwd werd, kon hij door die bouwketen zijn gieter niet in het water gooien, waren de plantjes rond de bomen allemaal kapot en was Hein wanhopig.
Ik dacht dat Sjaak niet goed raad wist met de situatie. Toen zag ik dat hij zijn schouders rechtte, zijn peuk in het water gooide en tot mijn stomme verbazing hoorde ik hem roepen: ‘Hein, kom nou eens hier, jongen. Aan deze kant van de gracht schijnt de zon en dan kunnen we het er samen eens over hebben. Dat bonken tegen die keet levert niks op. Ik roep even tegen Christien dat ze voor ons tweeën een kopje koffie maakt. Ik heb hier achter mijn krukje een heupflaconnetje staan en dan gaan we op mijn trapje samen een plan maken.’ Hein hield op met bonken. Ik denk dat ook hij zijn ogen en oren niet geloofde. Sjaak die overeind was gekomen van zijn krukje? Sjaak die zich om iemand bekommerde? Sjaak die hem zijn heupflacon aanbood? Toen zag ik hem met zijn gieter in de hand op pad gaan: richting de brug, de brug over en dan meteen rechtsaf voorbij de Anglicaanse kerk en het appartementengebouw Malang naar Sjaaks huis. Sjaak had intussen alweer op zijn krukje plaatsgenomen en een verse sigaret opgestoken. Ik zag Hein een paar blaadjes wegvegen van de bovenste tree van Sjaaks trapje voor hij ging zitten, zijn gieter naast zich neerzetten en van Sjaak het heupflaconnetje overnemen.

Ik ben toen nog maar een espressootje gaan maken voor mezelf. Voor een borrel was het nog te vroeg.

Margreet