Drama

Insteken draad omslaan doorhalen af laten gaan. Insteken draad omslaan doorhalen af laten gaan. Zo leerde ik jaren geleden op school breien. Ik wilde het ook graag leren. Te graag misschien. Ik herinner me de inspanning, de natte handpalmen en de spanning in mijn vingers van het krampachtige proberen.

Zuster Joanetti haalde keer op keer mijn werk uit. Met een brok in mijn keel zag ik ‘mijn probeersel’ verdwijnen naar niets. ‘Het is veel te strak! Losjes Mientje, losjes!’ De zuster keek me daarbij over haar brilletje streng aan.

Het was zo. Mijn naalden konden amper bewegen door de strakke lussen. Maar na vele uitgetrokken werkjes en aanwijzingen van de handwerkzuster kon ik eindelijk een beetje ontspannen tijdens het handwerkuurtje en kreeg ik er ook meer plezier in. Trots liet ik thuis mijn eerste goed gelukte werkje zien; een pannenlapje met een lusje om het op te kunnen hangen.

Jaren later, kon ik wel zeggen dat ik een volleerd breister was geworden. Mutsen, truien, sokjes enz. Uiteindelijk breide ik alleen nog maar sjaals. Onze opgroeiende kinderen kozen zelf de kleur en de soort wol en ik ging aan de slag. Als de sjaal af was, keek ik trots hoe prachtig mijn creatie kleurde bij hun winterjas en hoe mooi deze rond hun hals lag gedrapeerd. Daar konden ze veel plezier van hebben tijdens de koude herfst- en wintermaanden.

Maar een gesprek met de vader van een tiener maakte voor altijd een einde aan mijn gebrei. Ze waren me al vaak opgevallen, de zelfgemaakte herdenkingsplekjes op bomen naast de weg. Ik kreeg altijd kramp in mijn maag als ik langs reed. Deze keer was ik van mijn fiets gestapt en neergehurkt bij zo’n versierde boom. Tegen de stam waren rode bloemen bevestigd rondom een foto van een jonge vrouw. Lachende ogen, in een mooi rond gezicht met donkere haarlokken er omheen. Er ging een huivering door me heen en iets zwaars zette zich vast in mijn keel dat ik vergeefs probeerde weg te slikken, terwijl ik besefte dat hier iets vreselijks was gebeurd.  


‘Dat is mijn dochter.’ hoorde ik opeens een stem achter me. Ik schrok, stond op en draaide me om. Een man van middelbare leeftijd keek me aan. ‘Uw dochter?’ stamelde ik.‘ Ja, Marcella. Het is nu bijna een jaar geleden. Ze heeft zich dood gereden.’ Ik keek hem ontzet aan en zag het verdriet in zijn ogen. De betekenis van zijn woorden drong langzaam tot me door. ‘Wat vreselijk meneer!’ antwoordde ik zacht. ‘Ze was net zestien geworden en had van ons een hemelsblauwe scooter gekregen,’ begon hij te vertellen. ‘Die kleur had ze graag. Ze had er lang naar uitgekeken en we waren gelukkig om haar zo blij te zien.’ De man stopte met vertellen alsof hij moed moest verzamelen. ‘Ze vonden haar tegen deze boom. Eén uiteinde van de sjaal zat om haar hals gedraaid en het andere zat vast in het achterwiel van de scooter. We begrepen hoe het gebeurd moest zijn. Hoe ze van de scooter moet zijn gerukt en tegen de boom terechtgekomen.

Mijn vrouw is een wrak en ik blijf amper overeind met drank. Té veel drank. De oma van Marcella is opgenomen in een psychiatrisch ziekenhuis. Zij had de sjaal gebreid met rode wol; onze dochters lievelingskleur. Het stond haar goed en ze was zo blij geweest met haar scooter en met haar sjaal. Nu zullen we haar nooit meer zien. En we kunnen haar nooit meer horen lachen.’ De man zag er zo ellendig uit dat ik mijn tranen amper kon bedwingen. ‘Dank u wel, mevrouw, dat u de moeite wilde nemen om naar Marcella te komen kijken,’ zei de man zacht. ‘Heel veel sterkte, meneer,’ antwoordde ik met een verstikte stem.                                                               

Willemien