Hemels

Een hemelsblauw jasje met een schattig wit bontrandje langs de capuchon. Ik zag mezelf weerspiegeld in de etalage van het grote warenhuis. Een rood geruite, slaphangende strik in het lange krulhaar. Klein neusje, korte dribbelbeentjes en stevige schoentjes. 

Als vierde in het naoorlogse gezin – dat zich nog zou uitbreiden – had ik best een fijne positie, ontdekte ik als vierjarige. Op een doodnormale doordeweekse dag mocht ik met moeder mee ‘naar de stad’: Eindhoven. Had ze voor zichzelf een nieuw korset willen aanschaffen, ik noem maar wat, na vier bevallingen? Of een frivole hoed met een veer?Misschien gewoon wat degelijke witte onderbroeken en hemden voor pa, of een lief cadeautje voor oma, een lekker geurtje voor zichzelf?

Mijn spiegelbeeld volgde dat van mijn moeder richting entree. Na de imposante draaideur kwamen meteen zwoele geuren je neus binnen en stonden er duizenden flesjes in allerlei vormen en maten te lonken naar de klanten die V&D binnenliepen. Mooi opgemaakte en zorgvuldig gekapte verkoopsters gaven van achter de toonbank geduldig uitleg over de verschillende bloemengeuren en adviseerden zo te horen de mannen welke soort in de smaak zou vallen bij hun vrouw of hun meisje. Met kunstig ingepakte presentjes liepen de heren even later weg.Blij met de fijne aankoop.

Ik was onder de indruk. Moeder liet de luxe parfumafdeling links liggen, liep in de richting van de roltrap; ik zou wat gaan beleven. Even een aarzeling voor ik mijn rechtervoet ferm op de bewegende tree durfde te zetten en hup, daar ging ik, in de stroom mee naar boven. Halverwege zag ik mensen die stilstaand op de andere roltrap precies de andere richting uitgingen. Wat raar. Op de etage waar we toen een rondje liepen,kwam ik ogen tekort. Kleding, schoenen, kousen, mensen die graaiden in stapels afgeprijsde artikelen en bloezen aantrokken over hun gewone kleren, zomaar midden in de winkel.

Op een andere etage zagen we handdoeken, lakens, pannen, meubels en ook – wat mij natuurlijk het meest interesseerde – een speelgoedafdeling, zo groot, zo enorm, als ik nog nooit had gezien. Ik keek mijn ogen uit. Knuffelberen, poppen, spelletjes, bewegend spul.

Maar moeder trok me mee naar het restaurant voor een kop koffie en voor mij een glaasje limonade. Daarna gingen we opnieuw op weg naar een afdeling met nog veel meer spullen.

Moeders benen, haar grijze jas, ik volgde ze overal, door alle drukte heen. Ineens ontdekte ik, toen de benen stil stonden en ik omhoog keek, dat ik de verkeerde benen had gevolgd. Die moederbenen … bleken niet mijn moeders benen te zijn. Ik schrok. Paniek. Wat nu? De mevrouw was heel aardig en na een kort gesprekje bracht ze mij naar een grote toonbank. Even later schalde over alle etages een welluidende stem: ‘Attentie, attentie. Er is een meisje gevonden in een hemelsblauw jasje en met een rood geruite strik in het haar. Willen de ouders zich aan de balie op de vierde etage melden. Attentie, attentie. Er is een meisje ….’

Nooit zal ik mijn allereerste bezoek aan het indrukwekkende Eindhovense warenhuis vergeten.

Ineke

Kunstwerk van Siel Damen
met daarin verwerkt de verhalen geschreven voor ‘Liefde voor de stad Eindhoven’, 2025.