Ik maak niet vaak iets spannends mee, maar gisteren wel. Mijn roodzijden pyjama ging voor het eerst in het sop. Ik kocht hem voor de mooiigheid. Later bleek pas zijn werkelijke waarde. De zachte stof die over het strakgespannen beddenlaken glijdt. Eindelijk slapen. Dat ik nooit eerder zoiets glads heb aangeschaft. Verkeerde zuinigheid. En dan heb ik die zijden zaligheid ook eerst nog een jaar in de kast laten liggen. Stom. Het is een slaapmiddel dat de recepten van de dokter overbodig maakt.
Nu ik van plan ben hem te gaan wassen, zit mijn hoofd vol rusteloze gedachten. Nat wordt stof anders, hard. Het rood trekt er misschien wel uit. Zorgvuldig lees ik het wasetiket voor de zoveelste keer. Ik sla oma’s Baedeker voor de Huisvrouw, deel 3, Van vingerhoed tot Strijkplank, eropna om te weten te komen hoe men in vroeger tijden meende het beste om te gaan met waardevolle en tere weefsels. Oma’s wasten iets dergelijks natuurlijk op de hand. Komt goed uit: mijn wasmachine heeft een handwasprogramma. Makers van zulke apparaten hebben De Baedeker vanzelfsprekend ook gelezen. Enigszins gerustgesteld, waag ik het erop.
Terwijl mijn machine draait, inspecteer ik elke keer het spoelwater dat via de slang in de douchebak wordt afgevoerd.
Achter het raampje draait mijn pyjama, schudt het water van zich af, wordt onbarmhartig rondgeslingerd. Kreukels, vouwen. Nooit meer glad. Ik voel zorgrimpels in mijn voorhoofd komen. Klamme handen. Ik bijt op mijn onderlip.
Ik praat tegen mijn pyjama en ik ben blij dat niemand mij hoort. Ik troost mijn natte nachtgoed en denk: Ik ben niet goed. Het handwasprogramma duurt bijna drie kwartier. Als iets zo lange tijd in water en fijne zeep ligt, zal het gerust wel schoon worden. Of het ook goed voor de stof is, is de vraag. Hoe kon ik je hieraan blootstellen? Jou, die mij zoveel zachtheid en wendbaarheid in mijn chaotische dromen geeft. Het lijkt op het hardhandige schrobben van de Zusters van Liefde in het internaat. Je werd wel schoon, maar er was geen greintje respect voor je tere kinderhuid en je angsten. Bang voor water over je hoofd of zeep in je ogen was grotesk zelfmedelijden, dat met harde hand zo snel mogelijk de kop moest worden ingedrukt. En nu behandel ik jou net zo wreed.
Blij als de was is uitgedraaid, vang ik hem met open armen op. Zorgvuldig heb ik de lijn waaraan ik hem ga hangen, schoongeveegd. De meest slappe knijpers heb ik uit de knijperzak gevist.
Als een lege huid hangt mijn pyjama daar en ik zou hem wel droog willen kijken. Dan herinner ik mij dat je een zijden kledingstuk volgens De Baedeker het beste liggend kunt drogen. Een pyjama natuurlijk helemaal. Die doet in normale omstandigheden niets anders dan liggen. Dom. ‘Wacht maar ,’ troost ik, ‘ik zoek een warm plekje voor je. Daar mag je languit liggen. Je bent mooi. Echt, ik vind je prachtig. Door jou kom ik bovendien aan mijn nachtrust toe.’
Toen ik uiteindelijk naar bed moest, was mijn rode zijden nog niet droog. Afgelopen nacht sliep ik in flanel en deed geen oog dicht.
Emmy