‘Mamma, mamma, waar ben je?’ Ik hoor het hartverscheurende stemmetje van een kleine jongen die alleen is achtergebleven in de boerderij. Zijn ouders zie je, tegen de harde wind en in de striemende regen, de dijk opkrabbelen. Als ze boven zijn kijken ze om naar de muren die instorten en de balken die verdwijnen in het kolkende water. Op de eerste verdieping van hun huis staat het kind dat zijn armpjes uitstrekt naar zijn vader en moeder. Alles daar binnen is donker. De vuurtoren strooit licht op het tafereel.
Het is het begin van een film in het Watersnoodmuseum in Ouwerkerk, vlakbij Zierikzee. Ik beleef de nacht van 1 februari 1953 in zuidwest Nederland. Een zware noordwesterstorm raast over de Noordzee. Vloedplaten, sluizen, stuwen, duinen en dammen kunnen het enorme geweld van de zee niet keren. Dijken breken en het water loopt de polders in. Ik zie schrijnende beelden van hevig schommelende bootjes vol mensen en huisraad. Ik hoor het oorverdovende geluid van een razende storm. Ik voel de angst die er is.
Die nacht verdrinken er 1836 bewoners en tienduizenden dieren. En nog vele duizenden mensen slaan op de vlucht om aan de alles verwoestende watermassa te ontkomen. Het gebeurde zeventig jaar geleden en de gevolgen daarvan leven nog altijd voort.
Wij bezoeken vandaag, met onze Canadese familie, deze herinneringsplek aan de ‘Watersnoodramp’. Ons nichtje, geboren in Den Bosch in 1953, wil haar kinderen en kleinkinderen laten zien, welk gruwelijk onheil zich in die nacht heeft voltrokken in haar geboorteland.
Het museum is ingericht in vier caissons die zijn gebruikt om het laatste dijkgat te sluiten. Naast herinneren aan deze stormvloed wil dit museum ook vooruit blikken en laten zien hoe dit soort natuurproblemen misschien voorkomen kunnen worden.
Ik loop rond en zie aangrijpende foto’s. Ik hoor ervaringen vertellen: ‘Op het laatst stonden we met dertien man op een kleine zolder, op de bedden met het hoofd tegen de nok. In een klap alles kwijt van de trouwfoto’s tot de broodtrommel. Het water kwam met een donderend geweld, alles meeslepend, alles vernielend, alles vernietigend.’
Na die nacht slaat de wanhoop al snel om in daadkracht. Veel hulpgoederen en honderden vrijwilligers komen naar het noodgebied. Met man en macht wordt er gewerkt aan de wederopbouw van de dorpen, steden en natuur. Maar er is meer nodig. Met het uitvoeren van het Deltaplan moet ons land beter bestand zijn tegen het geweld van het water.
Later op die dag gaat onze route over nieuwe bruggen en dammen. Over sluizen en waterkeringen. Het land van zoet en zout. Waar zoutwaterplanten als de zeekraal groeien en op de zoetwaterzandplaten wilde orchideeën te bewonderen zijn. De natuur is prachtig en de zee en het strand altijd dichtbij. Ik hou van dit Zeeland waar ik vroeger vaak de zomervakantie doorbracht. Ook nu kom ik er graag en geniet van de frisse lucht en de historische stadjes. Op het einde van de dag bij het eten van een lekker visje aan de haven komen de gesprekken los over wat we gezien en beleefd hebben vandaag. Het heeft ons allemaal diep geraakt. Ook de kinderen praten mee: ‘Weten jullie dat het landijs op de Noordpool aan het smelten is? Dat komt omdat we niet goed voor onze aarde zorgen.’ Het water, het klimaat, de natuur … het brengt ons vandaag bijeen.
Nelleke