De zoete geur van vlechtjes

Boven de tafel hangt de perkamenten lamp. Van de franjes onderaan de kap heb ik vlechtjes gemaakt en ik zie hoe ze blijmoedig bengelen.

‘Dek jij de tafel even?’ vraagt mijn vader. ‘Alleen een vork. We eten iets heel lekkers vanavond,’ doet hij geheimzinnig.

Maar ik weet het al.
Hoor maar: mijn moeder klopt in een metalen schaal de melk, kaneel en eieren door elkaar. Er zijn bruine, kruidige eilandjes te zien in de beweeglijk witte golfjes.
De zoete geur drijft mijn neus in en verraadt het avondmenu.

Dan zijn die vlechtjes in de franjes zo gek nog niet. Al mag het niet, vandaag zal het door de vingers worden gezien.
Vanavond kindereten. Dus geen vermaningen als wij onder het eten praten.

Stapels wentelteefjes verorberen aan een tafel vol pratende en lachende kinderen en grote mensen.
Vanavond, en zo lang als het duurt.


Ik weet niet of ik verdrietig of blij kan zijn met die zoete geur.
Ik wil het laatste.
Ik wil altijd vlechtjes die blijmoedig bengelen.
Ik weet dat het niet altijd duurt en vrees avondmaaltijden met lange tanden, in doodse stilte.

Emmy