Avondwind

De avondwind woei door haar haren.
De zon strooide zijn laatste stralen rond.
Het zand was nat en plakte aan haar tenen.
Vanmorgen nog had ze haar nagels rood gelakt.
De hond spetterde zout water uit zijn vacht.
Nog even van het laatste licht genieten.
De dag dooft snel en ze krijgt haast.
Ze wil op de plek zijn, waar hij is.

Zij voelt een twijfel in zich opkomen.
Zij heeft het toch wel goed begrepen?
Zij gaat in haar eentje langs het strand.
Zij geeft hem alle tijd zijn voorbereidingen te treffen.
Zij neemt de hond mee die toch vooral haar hond is.
Zij gooit met stokken, die steeds weer terugkomen bij haar voeten.

Zijn eerder gepubliceerde werk vond ze te intellectueel, te theoretisch.
Niets had ze ermee en ze kreeg er keer op keer geen grip op.
Steeds was ze verbaasd dat de pers zijn boeken met zoveel lof ontving.

‘Deze keer zal het anders zijn,’ heeft hij tegen haar gezegd.

Hij is al lang geleden aan deze historische roman begonnen.
Hij heeft uitgebreid onderzoek gedaan naar dat volk.
Hij weet dat het eeuwen geleden op Sardinië heeft geleefd.
Hij bezoekt musea, leest geschriften, interviewt archeologen.
Hij neemt de tijd om de restanten van hun graven te bestuderen.
Hij is vol van alles wat er bekend is over de Giganti.
Hij is helemaal in de ban van deze reuzenmensen.

Na de eerste keer wilde hij haar niet meer meenemen. Zij leidde hem af van het doel van zijn reizen. Zij was teleurgesteld, maar had zich erbij neergelegd.

Blij verrast was ze, toen hij gisteren vroeg: ‘Ga je met me mee? Dit wordt mijn laatste reis.’

Wanneer ze boven op het duin is, ziet ze rook boven het dak uitkomen. ‘Rook, midden in de zomer,’ mompelt ze. Op een draf gaat ze over het duinpad en maant de hond tot meer actie. Ze raakt buiten adem en houdt zich een ogenblik vast aan het tuinhek. Dan rent ze verder en stormt het huis binnen.

Hij staat in de kamer met de rug naar haar toe. In de open haard liggen proppen papier. Ze verschrompelen in de vlammen en vallen dan uiteen tot as. Verspreid over het kleed ziet ze stapels uitgeprinte vellen. Hij draait zich naar haar om, een pak foto’s in zijn handen.
Zij kijkt naar een oude man, versleten, krom gebogen en met tranen in de ogen.
Hij kijkt naar een energieke vrouw, met warrige haren en een verontruste blik.

Wanneer zij haar armen om zijn middel legt, leunt hij tegen haar aan.  Dan hoort ze zijn stem luid en duidelijk: ‘Deze keer zal het anders zijn.’

Nelleke