Lockdown

Twee oorwurmen wilden graag aan de slag. Jammer genoeg kwamen ze alleen maar gesloten deuren tegen. Alles, ja echt alles was op slot. ‘Hoe kan dat nou?’ fluisterde de een zijn eigen wijsje naar de ander. ‘Ik begrijp het niet,’ bromde de ander  in c-mineur. ‘Zijn wij misschien uitgerangeerd? Wij waren toch zo in trek? Zo populair? Overal kwam je ons tegen. In een chique restaurant. Bij de kapper. In de sauna. In warenhuizen grootwinkelbedrijven, tot zelfs in de pashokjes,’ giechelde de ene oorwurm. ‘Ja, en in de hal van een majestueus hotel, met veel marmer en zo’n mooie trappartij,’ bedacht de ander, ‘maar dat was meer sssss … silenzio.’

‘In het begin waren wij altijd bescheiden op de achtergrond,’ mijmerde de een. ‘Maar aan die bescheidenheid kwam een einde toen wij eenmaal in een pretpark werden verwelkomd. Wat een feest was dat. We deinden mee op een droomvlucht, we vergaloppeerden ons bijna in de rondtollende carrousel en we gedroegen ons sprookjesachtig in een fata morgana. In feite zijn wij magistraal,’ vervolgde de ander vurig.

‘Ja, weet je wat daar het meest bijzonder was? Het spetterende vuurwerk, ter afsluiting van elke dag. De grande finale. Daarin hadden wij de hoofdrol. Compleet met feestelijke dansmelodieën in driekwartsmaat, romantische vioolklanken en aan het einde een enorme paukenslag en tromgeroffel. We mochten flink uitpakken. Wat een feest. Geen enkel ander levend wezen kan ons dat nadoen.’ ‘Nou, dat zeg jij! En vuurvliegjes dan? Die waren er toch ook bij?’ ‘Vuurvliegjes, vuurvliegjes, dat waren gewoon vonken hoor. Nee dan wij, echte levende oorwurmen.’ ‘Weet je wat? We nemen het niet langer. Wij willen naar binnen. Wij willen aan het werk. We pikken het niet langer. Doe open die deuren. En wie niet horen wil …’

Ineke