Gelukkig spijbelen

Tegenover me zitten twee meisjes, een jaar of vijftien. Ze zien er gelukkig uit. Ze gaan ergens naartoe waar ze nog gelukkiger zullen zijn. Zo zien ze er uit. Het is bijna middag. Misschien wordt er van ze verwacht dat ze op school zitten. Ze zitten niet op school, maar in de trein, op een donkere, late zomerdag, bijna herfst en denken dat niemand ze ziet. Dat stralen ze uit. Onbespied gaan ze heel ver in hun enthousiaste dromen. Uit de heimelijk gefluisterde conversatie merk ik op dat het over twee nieuwe vriendjes gaat. Ik dein mee op hun gretigheid en veins verdiept te zijn in mijn krant. Ik verbind mijn droom met die van de meiden. Ik spijbel gelukkig niet.

Emmy