Farmacia

Zij was een beetje hulpeloos. Als buitenlandse in een Spaanse kustplaats met een gezondheidsprobleempje had ze van toeristendokter An opdracht gekregen om een plasje in te leveren. Gewoon, simpel, ter controle. Waar haalde ze zo’n potje vandaan? In vroegere gevallen was ze er thuis door de doktersassistente op gewezen dat het niet zomaar een jampot mocht zijn, of een andere shabby verpakking. Stel je voor. Zoiets zou zij nooit in haar hoofd halen. Wat dacht ze wel? Nee, ook hier ging ze gewoon naar de farmacia, natuurlijk, maar hoe noemde je zo’n potje in het Spaans? Ze zocht op internet naar woorden als urine, container, ze wist het niet maar besloot met aanvullende handgebaren een en ander te verduidelijken.
Bij de apotheek die vlakbij was – er waren er meer dan genoeg want ze bleken erg in trek – sloot ze aan in een rij. De zaak was niet groot. Toen ze eenmaal over de drempel was hoorde ze harde stemmen, drukke conversaties. Ze kon het allemaal niet volgen maar aan de levendige gebaren en de lachbuien van zowel medewerkers achter de balie als klanten dacht ze te zien dat het niet over ernstige medische vraagstukken ging. Eerder was het een sociaal ontmoeten. Maar wat een herrie, schelle stemmen van alle kanten.

Ze begon zich een beetje zenuwachtig te maken. Weinig privé hier. Eindelijk was ze aan de beurt. Ze stamelde zachtjes de ingestudeerde woorden, maar kreeg van achter de balie alleen maar onbegrip. Gefronste wenkbrauwen. Ze vormde met haar hand een maat van een potje, noemde het woord voor dokter en controle. Er werd iemand bij geroepen. Een medewerkster die ‘Frans sprak’. Waarom? Dat was niet duidelijk. De vragen en antwoorden werden nog ingewikkelder. Iedereen leek zich ermee te bemoeien. En toen was daar ineens het toverwoord dat de sluizen opende: Pipi. Iets voor ‘pipi’.

Ze vroeg nog door: ook iets nodig voor ‘kaka’ soms? Terwijl ze met haar hand achter haar billen wees.

Ineke