Een scherpe geur dringt mijn neus binnen als ik langs het gebouw loop. Ik loop door maar aarzel, sta stil en loop dan terug. Ik ga naar binnen. Geen idee waarom. Het voelt alsof ik iets doe wat niet mag. Heel in de verte meen ik stemmen te horen. Voorzichtig schuifel ik een beetje op de tast door de donkere ruimte in de richting van het geluid. Ik hoor nu twee mensen praten, een man en een vrouw. Voorzichtig ga ik verder, ik herken nu de geur van verf en terpentine. Opeens sta ik in een grote heldere ruimte, knipperend met mijn ogen probeer ik aan het licht te wennen. Ik zie nu ook waar ik ben beland. Her en der verspreid staan potten met verf en liggen er tubes in allerlei kleuren, verfkwasten in allerlei soorten en maten en vieze doeken met gekleurde vegen erop.
Het lijkt alsof ik terug in de tijd ben gegaan; ik zie een man met een grote zwarte hoed en lange bruine kleding op blote voeten voor een gigantische schildersezel staan met in zijn hand een kwast. Voor hem op een divan zie ik een mooie jonge vrouw, gekleed in een lange kobaltkleurige jurk, half liggend poseren. Niet echt een comfortabele houding lijkt me. Ze heeft een boek in haar handen en kijkt me verbaasd aan.
De schilder draait zich woest naar me om zodat er een klodder blauwe verf op zijn voet terecht komt. ‘Ik kan niet werken als hier zo maar iedereen binnen komt lopen,’ roept hij en banjert boos weg.
De vrouw zucht. Ze glimlacht naar me en zegt: ‘Hallo, ik ben Alexandra.’ ‘Masja’, zeg ik op mijn beurt en we geven elkaar de hand. Ze probeert onhandig uit haar positie overeind te komen. Het boek dat ze in haar handen heeft valt daardoor op de grond en er valt een foto uit. Ik raap de spullen op en zie dan op de foto een oudere vrouw, met een boek op schoot, zittend voor een huis. Als ik alles aan de jonge vrouw teruggeef, zie ik een vreemde gespannen uitdrukking op haar fijne gezicht en ze begint plotseling te huilen. De tranen rollen over haar wangen en haar schouders schokken. Ik deins even achteruit en weet niet goed wat ik moet doen. Dan ga ik naast haar zitten en probeer haar te kalmeren door zachtjes over haar rug te strelen.
Als ze wat rustiger is geworden, begint ze te praten: ‘Ik heb mijn moeder al zo lang niet gezien,’ snikt ze. ‘Ik ben het huis uit gegaan toen ik zeventien was om in de grote stad mijn geluk te gaan zoeken. Ik vond mijn dorp helemaal niets en wilde meer van de wereld zien. Nu heb ik soms zo’n heimwee naar mijn familie dat ik het gevoel heb te stikken. Daarom is deze foto me zo dierbaar. Die heb ik altijd bij me.’
Nu glimlachend: ‘Mijn moeder las me vroeger voor en heeft me de liefde voor lezen bijgebracht. Ze praatte altijd over haar geliefde dichters en schrijvers. Ze hield van blauwe kleding daarom draag ik ook het liefste blauw.’ ‘Waarom ga je haar niet opzoeken als je haar zo mist,’ vraag ik haar. ‘Ik durf haar niet onder ogen te komen na zo’n lange tijd. Ze is vast boos omdat ik niets van me heb laten horen.’ ‘Misschien moeten we samen eens koffie drinken,’ reageerde ik en krijg een idee. Ik moet er nog wel over nadenken voordat ik Alexandra een voorstel ga doen.
Ik had vakantie en mijn reisplannen waren nog niet definitief. Ik kon daardoor meer tijd met Alexandra doorbrengen en we hadden lange gesprekken. We aten samen, spraken af op een terras voor een drankje of maakten lange wandelingen. Langzaamaan leerden we elkaar beter kennen en we werden vriendinnen. Haar heimwee naar haar familie kwam regelmatig ter sprake en mijn aanbod om met haar mee te gaan, nam ze graag aan. We zijn samen naar haar geboortedorp gereisd en mijn ontroering was groot toen moeder en dochter elkaar in de armen vielen.
Als ik mijn gevoel niet had gevolgd en niet in het atelier naar binnen was gegaan had ik Alexandra nooit ontmoet en was ik deze speciale vriendschap misgelopen.
Willemien