Zwemmen

Vanmorgen gleed ik als eerste in het strak glanzende water van het zwembad. De andere zwemmers worstelden in de badhokjes nog met hun kleding en ik wist dat dat heerlijke luxe gevoel van zwemmen in een leeg zwembad maar van heel korte duur zou zijn. Vanmorgen lukte het om me gedurende drie baantjes ‘the queen of the pool’ te voelen.  
Al heel jong ging ik graag zwemmen. Waarom ik dat toen fijn vond zal wel samen hangen met de lol die ik had met de andere kinderen in het water. Dat is al lang voorbij. Nu ervaar ik als een van de fijne kanten van het zwemmen dat mijn gedachten zo makkelijk alle kanten opdrijven. Zo zwom ik vanmorgen in gedachten terug naar mijn zwemlessen die ik 70 jaar geleden kreeg in een zwembad in Vlaardingen, waar ik woonde van 1951 tot 1953. Toen ik een jaar of vijf was, moest en zou ik leren zwemmen. Dat was in die jaren op die leeftijd niet gewoon; normaal was toen dat kinderen op zwemles mochten als ze zeven jaar of ouder waren. Maar ik wist mijn vader te overtuigen dat ik echt moest leren zwemmen; hij op zijn beurt bewerkte de badmeester en ik mocht op mijn vijfde jaar op zwemles. Vroeg in de ochtend bracht mijn vader mij naar het zwembad voor mijn eerste zwemles. Maar zo gauw ik de weg wist, moest ik op mijn step alleen die tocht maken. Er zijn foto’s van die onderneming, want mijn veel oudere zusje was op een mooie dag met mij mee gegaan naar het zwembad om met haar gloednieuwe Kodak camera foto’s te maken. De eerste foto ‘schoot ‘ ze bij het vertrek. Ik sta daar met mijn step en aan het stuur daarvan mijn zwemtas. Op die tas was ik beretrots, want het was een tas van de Portugese vliegmaatschappij TAP. Die had mijn vader van een van zijn reizen voor het bedrijf waarvoor hij in die jaren werkte, voor mij meegebracht. Niemand had zo’n tas. Mijn zus heeft ook nog een foto gemaakt waarbij ik aan de hengel van de badmeester hang. Je ziet op de achtergrond nog de kurken ceintuur drijven die je om moest snoeren als je los van de hengel mocht zwemmen.

Mijn zwemdiploma heb ik toch niet gehaald in dat eerste zwemjaar. Op een gegeven moment was ik zover dat ik van de duikplank in het diepe moest springen. Dat vond ik doodeng en daardoor was voor mij de lol van het zwemmen af. Thuis begon ik te zeuren dat ik van de zwemles af wilde. Mijn vader ging daarom weer eens een keer mee om te kijken of het echt zo’n grote kwelling was die me werd aangedaan. Ik wilde per se stoppen en deed dus extra angstig en zielig. Daar stond ik aan het eind van die glibberige duikplank: een sprietig meisje van vijf jaar met een gebreid, katoenen badpakje om haar magere lijfje slobberend, armpjes gekruist voor de borst en maar bibberen en niet durven. Aan de rand van het bad een badmeester die dat vreselijke flauwekul vond en steeds harder riep dat ik me niet moest aanstellen en moest springen. Het hart van mijn vader brak bij zoveel wreedheid zijn kleine schat aangedaan en … ik hoefde niet meer naar zwemles.

Heel, heel veel jaren en zwembaden later trek ik nu een paar keer per week mijn baantjes in het zwembad in mijn dorp en als ik me niet concentreer op het aantal baantjes duik ik naar ervaringen die steeds dieper in mijn geheugen opgeslagen liggen. Soms pak ik, thuisgekomen en drooggewreven, dat fotootje van dat 5-jarige meisje met die vlechtjes op haar hoofd en haar tas met zwemspullen aan het stuur van haar ouderwetse step en verbaas me hoever weg in de tijd ik daar sta, op pad naar iets wat ik nu nog steeds zo graag doe: zwemmen.

Margreet