Op avontuur

We waren een nieuw hoofdstuk van ons avonturenboek binnengereden. In onze Engelse oldtimer, die in zijn thuisland natuurlijk veel belangstelling kreeg. Het was een lichtgeel gekleurde, sportieve cabriolet. Lekker opvallend. Stoer ook.

Wij glommen van trots, net als het immer zorgvuldig gepoetste voertuig. ‘Nice car,’ was ook het eerste dat we hoorden, toen we over de met smeuïge koeienvlaaien geplaveide binnenplaats van de eeuwenoude boerderij gleden. Ons slaapadres voor de nacht. Te laat opgemerkt, die stinkende vlaaien. De spetters vlogen om onze oren. De wielen met  blinkende velgen waren compleet bedekt met bruine smurrie. Weg blije lach. De waterslang moest eraan te pas komen. Flink wat druk erop.

Het dorpje dat we wat later te voet gingen ontdekken, werd omringd door een glooiend weidegebied. Een kolos van een papierfabriek ontsierde het idyllische beeld van het  romantische Engelse plaatsje. We lieten ons de pint bij de gezellige pub goed smaken en ook de Sheperd’s pie vond gemakkelijk een weg naar onze hongerige maag. Dit maal paste hier perfect, in deze omgeving met vriendelijke cottages, versierd met kleurrijke bloemen.

In de vroege zomeravond besloten we nog aan een landelijke wandeling te beginnen. We openden en sloten poortjes aan de randen van weilanden en lieten ons keer op keer verrassen door een betoverend vergezicht. Op den duur hadden we geen idee meer waar we waren.

Toen we aankwamen op een smalle landweg, bleek daar een echte gentleman te kuieren en we raakten aan de praat. Over de authentieke boerderij waar we gingen overnachten, waar deze deftige Engelsman nota bene geboren en getogen was en die hij nog steeds in zijn bezit had. Dat zijn pachter er logeergasten ontving, leek een verrassing voor hem te zijn. Hij vertelde ook met trots dat de papierfabriek, waarvan hij oprichter en directeur was, bijna alle dorpelingen werk bood. En toen het woord ‘oldtimer’ viel, begon hij enthousiast te vertellen over de exemplaren die hij in bezit had. We moesten een kijkje komen nemen. Het was niet ver. We vergaten de tijd.

Het was bijna donker. De aardige man wees ons hoe we terug naar het logeeradres konden lopen. Dwars door de grazige weiden. Dat kon volgens hem niet missen. Wij tweeën zagen dat avontuur niet bepaald zitten. In het donker struikelend onze enkels brekend, snuivende koeien, die als zwarte monsters ineens op zouden duiken, wellicht de weg kwijtraken en in het hoge, natte gras de nacht doorbrengen. Dat zou wel een mooi verhaal kunnen opleveren, maar toch …. Onze gezichten spraken blijkbaar boekdelen.

De gentleman zuchtte en begreep. Hij opende met een zwaai het eerste houten klappoortje. ‘Follow me, please.’

Ineke