Op de uitkijk

Iedereen kent het. Tijdens een wandeling of fietstocht hoge nood hebben. Wat doe je als je op zo’n moment in een omgeving bent waar in geen velden of wegen een toilet te vinden is? 

Voor  mannen  is het meestal geen probleem. Er wordt zelfs geen probleem van gemaakt. Opeens is hij weg en na enkele minuten komt hij weer tevoorschijn vanachter een boom of wat struikgewas. Soms merk je het pas, als hij aan komt hollen of racen om je in te halen.

Toeristisch fietsen kan leuk en gezellig zijn, maar soms ook ongemakkelijk of gênant. In Nederland hoef je nooit heel erg lang te fietsen. Er is altijd wel een of andere gelegenheid om ergens naar het toilet te gaan. Maar als je het niet goed hebt ingeschat en je het echt niet meer houdt, heb je als vrouw toch beslist een probleem. Het overkwam mij toen ik samen met Dirk een van onze tochten aan het rijden was.

Niet zo lang geleden hebben we een sanitaire stop gemaakt. We fietsen alweer een kwartiertje als mijn blaas begint te vervelen. Het is toch niet waar, zeg ik tegen mezelf. Houd het maar op. Het kan niet dat je nu alweer moet. Ik voel me steeds ongemakkelijker en schuif onrustig over mijn zadel heen en weer. Is het nu suggestie, omdat ik er steeds aan zit te denken of moet ik nu echt heel erg nodig. Toch blijft het gevoel aanhouden. Ik houd het niet meer en roep naar Dirk: ‘We moeten stoppen!’ We rijden langs de Dommel en er is niet veel bosschage waarachter ik ongezien kan gaan zitten. We overleggen even en spreken dan af dat Dirk op straat op de uitkijk gaat staan. Ik klauter een stukje langs de oever naar beneden, in de richting van het water. Daar is het ‘veilig’.

Met Dirk vlakbij, die me zal waarschuwen als iemand in de buurt dreigt te komen, laat ik me met een gerust hart zakken tussen de kriebelende grassprieten. Wat een opluchting! Ik had het niet veel langer volgehouden.

Terwijl ik probeer op te staan om mijn kleding te fatsoeneren, kijk ik terloops over het water en val van schrik bijna terug in het gras. Daar komt een boot aan. Het is toch niet te geloven? Juist op deze plek langs de Dommel, terwijl die rivier vele kilometers lang is.

Heb je een aardig privé-plekje gevonden in de natuur, omdat je niet anders kan, komt er uit onverwachte hoek een kanovaarder om de bocht van de rivier over het water gegleden.

Heeft hij iets gezien? Ik hoop van niet. Ik voel me als een kind dat betrapt wordt bij het stiekem staan roken achter een schuurtje.

Ik maak me zo snel mogelijk uit de voeten en strompel onbeholpen tegen de oever omhoog. De ogen van de kanovaarder voel ik in mijn rug priemen. Ik durf niet meer om te kijken. Stel dat hij me herkent.

Boven op straat staat Dirk nog steeds rustig op de uitkijk.
Rood aangelopen roep ik: ‘Had je niet even kunnen waarschuwen? Heb je die kano niet gezien?’ ‘Wat bedoel je? Waar dan? Welke kano? Ik heb niets gezien.’

Willemien