Zo mak als een rund

Het zweet breekt me uit. Ik kan geen kant op. De puntige hoorn komt gevaarlijk dichtbij. Dirk fietst, zonder op of om te kijken en ziet niets van het tafereel dat zich achter hem afspeelt.

Recreatief fietsen. Saai? Simpel? Niet stoer? Weinig uitdaging?  Echte sportievelingen en mensen die de grenzen van het gevaar graag willen opzoeken, zullen er vast zo over denken. Dirk en ik vinden het gewoon leuk. Via de knooppunten komen we op de mooiste plekjes. In ons eigen tempo fietsen we over prima fietspaden langs meren en vennen. Doorkruisen we bos- en heidelandschappen en het uitzicht op de weilanden met Hollandse molens verveelt nooit. De  ene keer eten we onze boterhammen zittend op een bankje aan het water waar we genieten van de rust. Een andere keer lunchen we op een gezellig terras en maken we een praatje met een van de andere gasten.

Op een prachtige dag fietsen we over de Strabrechtse heide. Het fietspad is smal en er zijn regelmatig tegenliggers. We rijden achter elkaar. Dirk voorop. Rrrrrrrrrrrrrrr, (hobbelend  hoor ik een metalig geluid. Ik rijd over een wildrooster.
Meestal is er in geen velden of wegen een ‘wild’ beest te bekennen. Nu echter zie ik een grote kudde runderen. Forse Schotse Hooglanders. Vijfentwintig meter voor ons staan ze bij elkaar. Traag  herkauwend, starend in het niets. Zo lijkt het althans.
Een groot exemplaar zie ik naast ‘ons’ fietspad staan. Ik ben normaal niet bang van die runderen, maar nu krijg ik het benauwd bij het zien van de gigantische horens aan weerszijden van de kop. Ik schat elke hoorn op zestig centimeter. Ze zijn enigszins gebogen met een spitse punt.
Dirk sjeest het enorme beest gewoon voorbij. Geen probleem. Toch heeft het beest iets gevoeld waardoor zijn aandacht werd getrokken.

Terwijl ik dichterbij kom zie ik de kop met de enorme horens langzaam in de richting van het fietspad bewegen. Als eerste reactie rem ik verschrikt. Wat doe je in zo’n geval? Kan ik er nog door? Moet ik afstappen? Angstige gedachten schieten als bliksemschichten door mijn hoofd. Stoppen is geen goed idee, bedenk ik me. Als ik uitwijk en van de hoge rand langs het pad glijd kom ik in het los zand terecht. Ik moet op het pad zien te blijven. Intussen kom ik steeds dichterbij en is het beest nog steeds, gelukkig heel traag, bezig zijn kop te draaien. Eén spitse hoorn hangt inmiddels al half over het pad. Scheef op het zadel en met mijn bovenlichaam zo ver mogelijk uitwijkend naar links passeer ik het gevaarte met ingehouden adem op een haar na. Het lukt  me wankelend op de verharding te blijven.

Als ik weer recht op mijn zadel zit, slaak ik een zucht van verlichting. Ik ben er zonder kleerscheuren vanaf gekomen. Als ik ver genoeg weg ben stap ik af om even op adem te komen. Ik kijk om. Het beest staat me na te staren, hij heeft vast geen idee dat hij me zo’n angst heeft bezorgd.

Dan kijkt Dirk eens achterom of ik nog volg. ‘Alles goed?’ roept hij. ‘Ja hoor!’ roep ik terug. Mijn verhaal moet nog wachten voordat ik het hem kan vertellen. Eerst zorgen dat ik weer over dat wildrooster kom.

Willemien