In het pension in het Italiaanse Corvara genieten Henk en ik van een uitgebreid ontbijt met yoghurt, muesli, verse Tiroler Brötchen, een omelet en huisgemaakte taart. Met deze stevige bodem zijn we klaar voor onze fietstocht. We gaan de Sella Ronda doen. Op een tocht door de Dolomieten mag dit bekende rondje niet ontbreken. De ronde bestaat uit het beklimmen van vier passen, waarvan er drie boven de 2000 meter liggen. Vol goede moed beginnen we met een opwarmertje, een makkelijk ritje naar de Passo Campolongo, die op ‘slechts’ 1875 meter ligt. Vriendelijk stijgend dient dit voorgerechtje zich aan ons op. De majestueuze omgeving met zijn fraaie vergezichten heeft ons meteen in zijn greep. De lucht is helder, het zonnetje schijnt barmhartig. Dit belooft wat voor de rest van de dag!
Onze dag is overzichtelijk ingedeeld en bestaat uit klimmen, dalen, genieten van de omgeving en … eten. Onze fietstassen zitten vol etenswaren en extra water. Op iedere top gaan meteen de tassen open en ‘tanken we bij’. We verorberen brood, bananen, mueslirepen, noten, koek en snoeperijen. Die keer dat we in een dal een terrasje zien, doen we ons daar gretig tegoed aan lokale lekkernijen. Broodnodige energie om onze lichamen draaiende te houden. Een hongerklop zullen we niet snel krijgen.
Ik rijd een stukje samen met de Tsjechische Jan die een beetje Duits spreekt. Ons gesprek gaat, behalve over fietsen en het fantastische landschap, over eten. Ik vertel dat ik me net Holle Bolle Gijs voel – ‘die kon schrokken grote brokken’ – en toch onverzadigbaar blijf. Jan heeft hetzelfde gevoel: ‘Ik wist niet dat ik zoveel kon eten, zoveel calorieën nodig had. Op deze fietsvakantie heeft mijn lijf nooit genoeg. Immer essen. Kilo’s voedsel. Gelukkig is de Italiaanse keuken zo lekker, met z’n pasta’s, lasagne, risotto en voortreffelijk gebak. Dat zijn heerlijke koolhydraten voor fietsers.’ Het gesprek met Jan wakkert mijn fantasieën over verrukkelijke Italiaanse schotels aan.
Langzaam maar zeker bedwingen we de Passo Pordoi, het zware tussengerecht, met zijn 33 schitterende haarspeldbochten. Als hoofdgerecht krijgen we de Passo Sella, de pas die zijn naam aan de ronde heeft gegeven, en als toetje de Passo Gardena, een genadige, vriendelijke klim, die we desondanks niet al te soepel meer bedwingen; de vermoeidheid heeft toegeslagen.
Als we – afgepeigerd maar trots op onze prestatie – het dorpje Untermoj inrijden, ben ik met mijn hoofd al bij de avondmaaltijd. Ik ben benieuwd wat voor lekkers we vanavond zullen eten. Mijn maag knort.
We vinden onderdak in Hotel Clara, dat gerund wordt door een hoogbejaarde vrouw, Frau Clara. Ze is in de keuken aan het werk. Het is weekend, de dorpelingen komen eten. Uit de keuken komt de geur van vlees, een stoofpot. Met haar schort voor en een lepel in de hand informeert ze of we vanavond mee willen eten. Helaas heeft ze geen gerecht voor mij als vegetariër. Ze kijkt me meewarig aan: ‘Er zijn twee vleesschotels, lasagne en goulash. Gutes Essen.’ Jammer, ik had wel vertrouwen in haar kookkunsten. Ook jammer voor Henk, het water liep hem al in de mond toen hij de goulash rook. We strijken die avond neer in de pizzeria van het dorp.
De ober kijkt ons glazig aan als we aangeven dat we graag wat willen eten. Na een iets te lange stilte maakt hij een zwierige buiging met een al even zwierig handgebaar ten teken dat we welkom zijn. ‘Benvenuto, signora, signore. Entrare. Ik ben Mario.’ Het onthaal is opvallend en aandoenlijk, we drukken het waarschuwingssignaal dat we bij binnenkomst intuïtief ook ontvangen, weg en zoeken een tafeltje uit. We zijn de enige gasten in het restaurant. Aan de bar die zich in dezelfde ruimte bevindt, zitten drie dorpelingen te drinken. Mario blijkt het er maar druk mee te hebben. Als hij zich weer in onze buurt waagt, informeren we naar het dagmenu. Na lang peinzen komt er iets over zijn lippen wat eindigt op …brust of …wurst. Ik kies voor een salade en een pizza. Henk durft het aan om het dagmenu te kiezen, al is hij er niet gerust op. ‘Ik moet steeds aan de goulash van Frau Clara denken,’ klinkt het weemoedig. Langzaam bekruipt ons het vermoeden dat we waarschijnlijk geen culinair hoogstandje hoeven te verwachten van Mario, als we überhaupt al iets te verwachten hebben. ‘Scusa, ik ben de bestelling vergeten.’
Tien minuten zijn er voorbijgegaan als Mario zich schuldbewust weer aan ons tafeltje meldt. Hij wankelt een beetje en moet zich steeds aan een stoel vasthouden om niet om te vallen. Het kwartje valt, Mario is dronken. Na verloop van tijd komt mijn salade, gracieus geserveerd door een lachende Mario. Henk schenkt zichzelf nog maar een wijntje bij, wachtend op zijn voorgerecht. Net als ik ten langen leste besluit een paar happen te nemen komt Mario wiebelend op me af om te vragen of het bord al weg kan. ‘Nee, we wachten nog op het voorgerecht van de signore,’ zeg ik. ‘Ja, ja’ haast Mario zich te zeggen, ‘dat is waar ook… dat komt eraan.’
Onze fles wijn is bijna leeg als hij weer verschijnt. Hij komt bij ons aan tafel zitten. ‘Het voorgerecht van de signore komt eraan,’ verzekert hij met een charmante glimlach. Via de bar verdwijnt hij weer in de keuken. Met stijgende verbazing kijken we hem na. Zo langzamerhand gaan we ons toch wel zorgen maken of onze honger vanavond nog gestild zal worden. Ineens komt er zwarte rook en een geur van verbrande pizza uit de keuken.
Mario komt in paniek het restaurant in gerend en slaat luid roepend alarm: ‘Aiuto’. Een van de bargasten snelt hem te hulp. Medelijden met Mario welt op, maar het is mooi geweest. Als het brandje geblust lijkt, sta ik op en vraag om de rekening.
Hongerig en een beetje zweverig in het hoofd van de wijn en de commotie, gaan we terug naar Frau Clara. We leggen haar uit dat we nog op zoek zijn naar een maaltijd. Henk heeft geluk, hij hoeft niet met een compleet lege maag naar bed. Frau Clara serveert hem nog een klein beetje lasagne, het laatste stukje uit de grote schaal, meer is er niet over. Ik neem thee, met een mueslireep die ik uit onze bagage heb weten te vissen.
Holle Bolle Gijs kon van de honger niet slapen, maar die had waarschijnlijk geen vier forse klims ‘in de benen’. Ik val in een diepe slaap, vertrouwend op de dag van morgen, op het ontbijt van Frau Clara en de winkel in het dorp. In mijn dromen eisen heerlijk geurende Italiaanse goulashschotels en verbrande pizza’s de hoofdrol op. Morgen een nieuwe fantastische route en een nieuwe onverzadigbare dag.
Elli